punt P constant is. Opdat K de grenzen die in het nomogram zijn aangegeven niet overschrijdt, dienen YP en XP tegengesteld van teken te zijn (punten P in 2de of 4de kwadrant). Ligt P in het eerste of derde kwadrant, dan wijzigt men ((3) in 256k' =xYp-(~y(-Xp) YP-(-XP) d.w.z. men verandert XP in XP en y in y en berekent s uit s K' (Yp XP) (sleutel 2). Voorbeeld sleutel 1): XP 150, YP— \- no, x 20, y T 10K Pa 0,0105 s 0.0105 (d- 260) Pa 2,7 dmgr. Voorbeeld sleutel 2): XP 130, YP go, x =+30, y= 40; K' pa 0,0445; s 0.0445 220) 9,8 dmgr. 4. Berekening van de oriëntering en de afmetingen van de standaard- ellips (zie fig. 4). Als \PQxx' my wVyy en mxY V^Qxv dan kan men' als men de op het nomogram afgedrukte kwadrantenregel" toe past, het argument van de lange as van de standaardellips be palen uit de betrekking cotg 2l mx mr. 2 mxv De halve lange as a en de halve korte as b volgen daarna met controle uit de formules a2 mxy cotg ij; b2 m2x -f mxx cotg (tj; 100) a2 mly -f mXY cotg (300 b2 -V mXY cotg (400 4*) Het sluiten van de controle is tevens een waarborg voor de juistheid van Met het linker nomogram heeft de berekening van 14 plaats volgens (a), met het rechter de berekening van a en b volgens ((3). Met sleutels is aangegeven hoe men te werk moet gaan. Ten aanzien van de bepaling van kan worden opgemerkt dat 4< niet van waarde verandert als men in (a) m2x, m\. en mxy met eenzelfde getal vermenigvuldigt. Men zal dit toepassen als daardoor een geringere extrapolatie naar de tl;-schaal wordt ver kregen of een betere snijding van de nomogramliniaal met de 4-schaal (zie voorbeeld 2). Bij kleine waarden van mx, m2. en mxY vindt men volgens de formules ((3) kleine waarden van a en b die men niet nauwkeurig op de a- (b-) schaal van het nomogram kan aflezen. Men ontgaat (P) 3i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 39