PROF. R. ROELOFS DELFT EN HET INTERNATIO NALE GEOFYSISCHE JAAR Overdruk uit Hemel en Dumpkring 54, 200, 1956 Het Internationale Geofysische Jaar belooft een van de grootste wetenschappelijke ondernemingen in de geschiedenis van de mensheid te zullen worden. Veertig landen doen er aan mee, duizenden geleerden zijn er bij betrokken en vele miljoenen guldens zijn ermee gemoeid. Dit alles om meer te weten te komen van de aarde, de planeet, waarop ons aller leven zich afspeelt en die dus onze bijzondere belangstelling heeft. Het is niet de eerste maal dat men door internationale samenwerking de kennis omtrent de aarde tracht te vergroten; in 1882'83 en 1932'33 werden Internationale Pooljaren georganiseerd, ondernemingen van naar huidige maatstaf beperkte omvang, waarbij men het onderzoek speciaal richtte op de poolgebieden, toen veel minder goed bekend dan de andere delen van de aarde. Deze situatie is intussen sterk veranderd; dank zij vele permanente en semi-permanente waarnemingsposten zijn de poolstreken tegen woordig goed bekend beter zelfs dan verschillende gebieden nabij de equator. Er zal dan ook geen derde Pooljaar komen, maar in de plaats daarvan een Internationaal Geofysisch Jaar, waarbij de gehele aarde onderzoekingsobject is en enige honderden waarnemingsstations, over het gehele aardoppervlak verspreid, aan het werk zullen zijn. Het spreekt wel vanzelf dat de problemen, die aan de orde zullen komen, veel talrijker en sterker gevarieerd zijn dan bij de Pooljaren het geval was; lag toen een zeer sterk accent op de meteorologie, nu strekt het onderzoek zich uit over meteorologie, aard magnetisme, poollicht, cosmische stralen, activiteit van de zon, ionosfeer, glaciologie, klimatologie en oceanografie. Afzonderlijk zij genoemd het onderzoek waarover deze verhandeling u wat meer wil vertellen omdat Delft erbij betrokken is: geodetisch-astronomische tijd-, lengte- en breedtebepalingen De Nederlandse bijdrage hiertoe zal bestaan uit het vestigen van een tijdelijk geodetisch- astronomisch station op Cura9ao, dat juist daar is geprojecteerd om een hiaat tussen de naastbij liggende permanente stations Washington en Rio de Janeiro op te vullen. In totaal zullen 39 stations aan dit onderdeel van het Internationale Geofysische Jaar meewerken: 21 vaste sterrenwachten die reeds samenwerken in de permanente Inter nationale Tijddienst, 13 andere vaste sterrenwachten en 5 tijdelijke stations: twee Ameri kaanse: San Diego en Hawaii, twee Franse: Tahiti en Isle d'Amsterdam (in de Indische Oceaan) en een Nederlands: Cura?ao. Zie figuur 1. Gedurende het Internationale Geofysische Jaar dat overigens niet een jaar, maar 433 etmalen zal duren zullen deze stations met de grootst mogelijke nauwkeurigheid hun tijd, lengte en breedte bepalen. Daarbij gaat het vooral om de veranderingen in deze drie grootheden. Zo zal men uit de variaties in de plaatselijke tijd de onregelmatigheden in de draaiing van de aarde kunnen afleiden. Inderdaad is bekend dat de aarde niet geheel regelmatig draait en dus niet het volmaakte uurwerk is dat men vroeger dacht dat ze was. Reeds in de achttiende eeuw begon men te twijfelen aan de eenparigheid van de aardrotatie, doordat men opmerkte dat in de loop van de jaren de posities van de maan en de planeten Mer- curius en Venus niet in overeenstemming bleven met de gravitatie-wet van Newton. De afwijkingen bleken volledig verklaard te kunnen worden door aan te nemen dat de aardrotatie een constante vertraging van 0,6 tijdsecunde per jaar ondergaat en verder fluctuaties, die in het tijdvak tussen 1830 en nu tussen 1,8 en 0,5 tijdsecunde per jaar lagen en een zwakke periodiciteit met een periode van 60 a 70 jaar vertonen. In de tweede helft van de vorige eeuw toonden Darwin en Jeffreys aan dat de vertraging kon worden toegeschreven aan de wrijving die optreedt bij de voortdurende verplaatsing van watermassa's over het aardoppervlak in verband met de getijden. Een onderzoek door De Sitter naar de aard van de fluctuaties, leidde hem tot de conclusie dat ze hoogst waarschijnlijk samenhangen met massa-verplaatsingen in het inwendige van de aarde, een gevolgtrekking die steun vindt in een later opgemerkte duidelijke correlatie met aardmagnetische verschijnselen. Intussen zijn het niet deze veranderingen in de aardrotatie die in een betrekkelijk kort tijdvak als het Internationale Geofysische Jaar zouden kunnen worden geconstateerd. Wat men wel zal onderzoeken zijn de variaties met korte perioden van een heel en een l

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 5