6i
stapsgewijs te werk gaan. De Grootx) gaf hiervoor een werkwijze
aan.
Men sluit hierbij aan eerst aan twee punten, daarna achtereen
volgens aan een derde, een vierde, tot en met het (n i)e punt.
Formule (4) wordt dan voor de aansluiting op het v de aan-
sluitingspunt
(A z)v (r)v (14)
waarin
(14a)
(^v Zj) (z<j Z%)1)
en:
(r)v (z zj (z Z2)(z 2v_i)
r—1 P-'2 [ZVJ "-1 2V—3 [zVl 2vJV"'
Vi-1 Vl<V2-l
z—11 [ZVl v-t ±Zlz2 zv_lt (14b)
Vl<V2<Vj»- 1
hetgeen door volledige inductie gemakkelijk te bewijzen is.
De totale puntverschuiving door de afbeelding wordt ten slotte:
n+ 1
A 2 (A z)v. (15)
1
Voor de aansluiting aan de eerste twee punten zijn hoek- en lengte
verhoudingscorrecties nul 3).
Voor de aansluiting aan het derde punt wordt (14)
(A 2)3 {z2 z (23 -f- z3) ^1^2}'
Uit (2, 10) volgt hiermee:
(A t.ik)s [^3 zi) (z^ -(- Z2) j
of ook met (7)
(A X^)3 2jj,3 (Zik ^12)(I^)
Waaruit volgt:
(A ~>Hk A Xjjj3 (x3 (zfr Zj). (ï6a)
Voor (16) en (16a) geldt de grafische berekening der correcties
als in fig. 6 voor (16a) aangegeven. jx3 komt hier in de plaats van
de daar gebruikte p2, maar heeft het voordeel, met behulp van de
relatie (14a) in de tekening geconstrueerd te kunnen worden uit
de gegevens van de puntenfiguur en de correctie-vector in het
derde aansluitingspunt.
Een zeer goede controle op de aangebrachte verdelingen kan men
verkrijgen als voor dezelfde drie aansluitingspunten zowel het no
mogram van fig. 4 als het vj-stelsel van fig. 6 is geconstrueerd.
Voor de hiermee bepaalde correcties in P3 van de aansluitings
driehoek gevormd door de drie aansluitingspunten moeten dan
zelfde waarden worden gevonden.
Zie noot 1, pag. 45.