2 1V
p yv q Cl A*v E;Cv J
yv p *v q c2 Ayv £yy
72
zijn t.o.v. Lz, waarbij Pz in het midden van dit puntenveld ligt,
dan kunnen we met redelijke benadering aannemen, dat zowel de
afstand als het argument van PaPt, i 1,2,constant is.
Dan mogen we in (2) stellen:
Ci c constant voor alle punten
in het puntenveld, zodat de hoekcorrectie 8 A gevonden wordt door
projectie van de overliggende zijde in een bepaalde driehoek op
een vaste rechte met bepaalde schaalbecijfering. Ofwel we krijgen
dezelfde methode van hoekcorrectie als in fig. 6, formule (5, 13a),
is aangegevend.w.z. de methode van correctie behorende bij de
daar behandelde conforme transformatie van de tweede graad.
Heeft men dus een driehoeksnet, voldoende ver van Amersfoort
gelegen, vereffend zonder richtingscorrecties voor het effect van
stereografische projectie aan te brengen, dan zou men verwachten
dat toepassing van een overbepaalde conforme aansluiting van
de tweede graad een ligging van punt -1 in fig. 10 in de
richting van PiPg zou opleveren.
Bij een praktische toepassing van deze ideeën op een driehoeks-
net in de Noord-Oostelijke Polder bleek dit punt echter in de
richting Groningen te liggen.
Voor een verklaring van deze teleurstellende uitkomst zullen
we de opzet van een dergelijke overbepaalde aansluiting nagaan
voor het geval van de gelijkvormigheidstransformatie.
Uit (3. volgen de correctievergelijkingen:
K £*v P (*v £*v) q (yv £yv) C1 V 1, 2, m
£yv' 1 K £*v) p (yv £yv) c2 j m 2 (3)
Als ss en yv ss yv kunnen we stellen
P 1 p, q o q. (4)
Met (4) kan met de gebruikelijke benadering voor (3) geschreven
worden
(5) is een vorm van het zg. vierde standaardvraagstuk1). Dit be
tekent, dat de rechterleden van (5) vervangen mogen worden door
resp.
en EAyv (6)
1) J- M. Tienstra: Waarnemingsrekening; gestencilde syllabus van
een reeks voordrachten, gehouden voor het Mathematisch Centrum, 1949-
i95°-