8o sluitend zijn gewijd aan de grondbelasting en de 4e titel vormen. Wat de eerste drie titels betreft wil het mij voorkomen, mede gelet op de beschouwingen van Jonas, dat zij al heel weinig verschillen van de eerste druk. Wel is de jongste wetgeving er in verwerkt en blijkt de titel handelende over kadasters in het buitenland, uitgebreid met een beschouwing over het Zwitserse kadaster (blijkens de biblio grafie ontleend aan het werk van H. Hegg, Étude sur le Cadastre), doch het grootste bezwaar dat Jonas tegen dit werk aanvoerde is blijven bestaan: voorwoord en inhoudsopgave alsook het eerste hoofdstuk wekken bij de lezer verwachtingen op, die bij verdere lezing in generlei opzicht worden beantwoord. Naar aanleiding van een publikatie in het (Belgische) Rechtskun dig Weekblad van 10 juni 1956 over de juridische stelsels van open baarmaking, waarin o.m. de superioriteit van het Duitse en Zwitser se grondboekstelsel boven het Belgische hypothecaire systeem wordt aangetoond, spreekt in het Voorwoord de Leuvense hoog leraar Mr. G. van Hecke de verwachting uit, dat het Belgische kadaster, thans een eenvoudige administratieve teboekstelling met een fiskaal doel, wel eens geroepen zou kunnen worden de basis te gaan vormen van het toekomstige grondboek. Als we dan echter in de „Onafhankelijke Landmeter-Expert en Landmeter-Architect" nr. 54 van juli-augustus 1955 lezen dat het huidige kadaster niets, maar dan ook niets uitstaande heeft met het stelsel van openbaarmaking en dat de auteur, P. Terlinck, het een gelukkige omstandigheid acht, dat in de Belgische wet op het notariaat geen verplichting is opgenomen in de authentieke akten melding te maken van de kadastrale aanduiding en dat noch de bewaarder (der hypotheken) noch de landmeter zich iets aantrekt van een foutieve kadastrale aanduiding in de akten of enige invloed kan uitoefenen op notaris of partijen teneinde hen te bewegen een foutieve aanduiding te verbeteren, dan getuigt die toekomstvoor spelling naar onze mening wel van een zeer optimistische kijk op de aard en kwaliteit van het vigerende kadaster. Ook het eerste hoofdstuk, in het bijzonder de eerste afdeling, waar in de schrijvers allerlei beschouwingen houden over het karakter van het eigendomsrecht en deszelfs beperkingen, wekt verwachtin gen, die niet verwezenlijkt worden. Als inleiding tot een formele behandeling van het kadaster zijn dergelijke sociaal-economische beschouwingen misplaatst. We hadden er vrede mee kunnen hebben indien ze onmiddellijk waren voorafgegaan aan de titel, handelend over grondbelasting en waren aangewend als een zekere recht vaardiging van de inbreuk op het volstrekte recht van eigendom met het opleggen van een belastingplicht door de overheid gemaakt. Ondanks alle bovengenoemde bezwaren kunnen we het werk toch niet bepaalde kwaliteiten ontzeggen, kwaliteiten die ons er after all toe brengen onze zuidelijke buren te benijden om de verschijning. Want denken we ons die franje van wetenschappelijke beschouwin genwaartoe ook gerekend moeten worden het hoofdstuk over de buitenlandse kadasters, alsmede het voortdurende streven van de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 40