schrijvers het kadaster toch maar vooral meer te doen lijken dan enkel een instrument ten behoeve van een juiste en billijke heffing der grondbelasting weg, dan blijft er een vrij systematisch weergegeven overzicht over van alle wettelijke regelingen die op het kadaster betrekking hebben, een formeel kadastraal recht. Zo'n werk missen we in Nederland, zowel wat het kadaster als de hypotheken (in- en overschrijving) betreft. Dagelijks voelen zij, die met de kadastrale en hypothecaire verrichtingen te maken hebben het gemis aan een goede handleiding, die antwoord geeft op alle vragen, die zich daarbij voordoen. Welk een tijd en dus ook geld gaat er thans niet verloren met het naspeuren van aller lei wettelijke maatregelen, dienstvoorschriften en uitspraken als men plots voor een niet dagelijks voorkomende kwestie komt te staan. Wij hebben dergelijke compilatiewerken ook gekend, al waren ze niet geschreven voor het hierboven weergegeven doel en derhalve lang niet volledig. We denken hierbij bijzonderlijk aan de werken van Soutendij k-Mulder en De Vos, die, al zijn ze sterk verouderd toch steeds hun waarde als historische kenbron zullen blijven be houden. Voor hen, die een grondig inzicht willen verkrijgen in de inrichting en de werking van het Belgische kadaster (als functie en als orgaan) kan ik het werk van Marstboom ten zeerste aanbevelen, met deze restrictie evenwel dat men zich er voortdurend van bewust blijve dat het hier uitsluitend gaat om een beschrijving van een instituut dat generlei binding heeft met het stelsel van openbaarmaking. Onder onophoudelijke verwijzing naar de desbetreffende bepalin gen behandelen de schrijvers achtereenvolgens: 1. de totstandkoming van het oorspronkelijke kadaster; 2. de bijhouding der kadastrale boekhouding 3. de mutaties met de bronnen waaruit ze ter kennis komen van het kadaster; 4. de organisatie van de administratie (het orgaan) 5. de verantwoordelijkheid van de functionarissen. De passages, waar de auteur zelf aan het woord is en hij dus het formele compilatieproces onderbreekt, waren bij het bestuderen over te slaan. Men zal tot de ontdekking komen, dat al moge het Belgische kadaster wat zijn doelstelling betreft ten achter staan bij het Neder landse, het toch in één opzicht dit laatste verre de baas is. We doelen hier op de organisatie van de dienst. Sinds 1930 beschikt België over een onafhankelijke kadastrale dienst. Hoewel het kadas ter daar te lande zijn karakter van zuiver belastingkadaster behouden heeft en zijn band met de fiscus veel hechter is dan in Nederland waar het streven er op gericht is die band geheel te slaken, heeft men het niettemin niet nodig geoordeeld het orgaan belast met het complex van werkzaamheden dat kadaster heet, te subordineren aan de belastingdienst. C. G. v. H. 8i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 41