132
ling vooral verkavelingshistorische en bodemkundige overwegingen
een rol moeten spelen. In dit artikel wordt hierop niet nader ingegaan
volstaan wordt met het onderstrepen van het grote belang, bij de
bestudering van de ontwerptechniek voor ruilverkavelingen te
differentiëren naar de behoeften en de mogelijkheden van ieder
landschap.
Bij de studie van de ontwerptechniek kan niet worden volstaan
met uitsluitend te differentiëren naar het landschapstype waarvoor
ruilverkaveling wordt bestudeerd. Evenzeer moeten mogelijke
verschillen in toekomstig bodemgebruik in beschouwing worden
genomen. Hiervan werd reeds een voorbeeld genoemd toen op het
vraagstuk van de ontmenging in het rivierengebied werd gewezen.
In dit vlak liggen nog andere overwegingen:
1. In de akkerbouwstreken van het polderland zullen bij toe
passing van ruilverkaveling over het geheel genomen vrij grote
bedrijven aan verbetering van de verkaveling worden onder
worpen. Karakteristiek voor de nieuwe toestand zal een indeling
gelijkend op die van de IJsselmeerpolders kunnen zijn: lange
kavels met een breedte die toereikend moet zijn om de bedrijfs-
percelen dwars op de kavel te leggen, zo dat de zaairichting dwars
op de lengterichting van de kavel staat. De nieuwe toestand zal
door een beperkte omvang van het stelsel van openbare wegen
worden gekenmerkt; een aanvullende ontsluiting wordt verkregen
door de aanleg van menpaden langs één der lange zijden van de
kavels.
2. Daarentegen zal ruilverkaveling in gebieden met kleinere
bedrijven tot een principieel van de bovenstaande verschillende
indeling in de nieuwe toestand leiden. Door de geringe omvang van
de bedrijven zal men gedwongen zijn de lengterichting van de
kave1 met die van de bedrijfspercelen te doen samenvallen en deze
lengte tot omstreeks 300 m te beperken. Dit zal een dichter net
van openbare wegen met zich brengen, de menpaden zullen uit
het ontwerp vervallen.
3. Bij verkaveling van graslandgebieden lijkt de wens, in de
nieuwe indeling tot grote, welgevormde percelen te geraken,
minder zwaar te wegen dan bij akkerbouwbedrijven. Daarentegen
moet in het weidebedrijf aan een goede bereikbaarheid van de
kavels grote betekenis worden toegekend. Hoe deze algemeen
gestelde overweging zich exact in het ontwerp zal weerspiegelen
hangt van vele, ten dele nog onvoldoende onderzochte factoren af.
Ook de intensiteit van het weidebedrijf heeft repercussies voor het
ontwerp. Ongetwijfeld zal bij een ontwikkeling in de richting van
het vetweiderijbedrijf men denke aan uitingen hieromtrent bij
recente studies van de landbouwkundige toestand in de kom-
gronden en in de Veenkoloniën de verkaveling met wijde mazen
kunnen worden ontworpen, doch in welke mate dit het geval kan
zijn, is nog onduidelijk.
4. Ten slotte dient op de typische aspecten van ruilverkaveling