vloeiende uit het in groter verband werken, zullen moeten worden
opgelost.
Heel duidelijk is de toename van de grootte van de ruilverkavelingen,
die in de laatste tijden zijn aangepakt.
Enkele aspecten van de voorbereiding
Het is begrijpelijk, dat door het groter en gecompliceerder
worden van onze ruilverkavelingsobjecten, alsmede door de vele
daarmee samenhangende problemen op planologisch, organisato
risch, financieel en sociaal gebied, ook aan de voorbereiding van
ruilverkavelingen thans veel hogere eisen worden gesteld dan
vroeger. Hierdoor heeft ook de techniek van de voorbereiding
ingrijpende wijzigingen ondergaan en ondergaat deze momenteel
nog steeds.
Vóór 1935 werd een ruilverkaveling door de Nederlandsche
Heidemaatschappij voorbereid. Na 1935 is het de Cultuurtechnische
dienst, die na overleg met vele organen het zogenaamde plan van
wegen en waterlopen conform de Ruilverkavelingswet 1938 opstelt.
Thans staan we voor de uitvoering volgens de Ruilverkavelings
wet 1954. De voorbereiding van het moderne ruilverkavelingsplan,
die uitmondt in het rapport, bedoeld in artikel 34 van de wet, is
een uiterst gecompliceerde aangelegenheid.
Het op de juiste wijze ontwikkelen en het inpassen van de ver
schillende facetten in een evenwichtig geïntegreerd verbeterings
plan, eisen van de onder leiding van de hoofdingenieur-directeur
van de Cultuurtechnische dienst daarmee belaste districtsingenieur
zeer vele gaven.
Hij wordt daarbij terzijde gestaan door talrijke specialisten op de
provinciale en centrale directie van de Cultuurtechnische dienst,
alsmede door de specialisten van de Stichting voor bodemkartering,
het Landbouw economisch instituut, het Rijksinstituut voor drink
watervoorziening en het Staatsbosbeheer, om er slechts enkele te
noemen. Bovendien moet hij met landbouwkundigen, technici,
economen, sociologen en bestuurders van de andere organen die
in het gebied werken of daar een bestuurlijke verantwoordelijkheid
dragen, overleg plegen om tot een verantwoorde oplossing te komen.
Wij noemen hier: de Rijksland- en tuinbouwvoorlichtingsdienst,
de Rijks- en Provinciale Waterstaat, de provinciale Planologische
dienst, de provinciale Directie van de volkshuisvesting en de
137
Gemiddelde grootte van de ruil- en
herverkavelingsblokken in ha
1924-1945
734 ha
1945-1950
1071 ha
1950-1955
1606 ha
1956
2230 ha
Herverkavelingen
10360 ha