Vragen rondom de ruilverkavelingswet 1 954 142 Mr. H. C. P. KORTE, Utrecht: Mij is verzocht onder bovengemelde titel een kleine beschouwing te geven. Het is nu eenmaal een algemeen verschijnsel, dat zich ten aanzien van elke wet vragen voordoen. Vragen die beantwoord moeten worden. De steeds dikker wordende delen der jurisprudentie getuigen daarvan in een bonte verscheidenheid. Ook is het niet mogelijk, dat de wetgever elk onderwerp afdoende regelt; hij kan hoogstens naar volledigheid streven. Daar mij niet is verzocht de vragen ook te beantwoorden, zou ik kunnen volstaan met het stellen van enkele vragen, terwijl ik de beantwoording aan de welmenende lezer zou kunnen overlaten. Desondanks wil ik toch trachten hier en daar een antwoord te vinden, daarbij de andere vraag open latend, of het het juiste antwoord is. Huber, een eminent Zwitsers rechtsgeleerde, heeft ergens gezegd „De wetten moeten door ieder tot wie zij zich richten, verstaan worden. De wet moet uit de gedachten van het volk voort gesproten zijn. De verstandige man die nagedacht heeft, moet, als hij haar leest, de indruk krijgen, dat zij hem uit het hart ge grepen is." Voldoet de Ruilverkavelingswet aan deze leidraad, aan dit richt snoer Het past mij op deze eerste vraag het antwoord schuldig te blijven. Het antwoord moge worden gegeven door de eenvoudige burger, voor wie deze wet in de eerste plaats geschreven werd. Enkele andere vragen mogen hieronder volgen. Zonder een be paalde systematiek. Ook niet in de gekozen onderwerpen. Toewijzing van kavels aan openbare lichamen. Hier kunnen verschillende vragen rijzen. Op welke basis dient de waardebepaling te geschieden om te komen tot het inzicht, dat de 5 niet wordt overschreden, daar de agrarische schatting pas kan plaatsvinden in een later stadium na de stemming Voor kleine blokken kan dit van belang zijn. Moeten de gronden die voor toe wijzing in aanmerking komen niet aanstonds kadastraal worden omschreven Staat hun ligging reeds aanstonds vast Ik laat deze vragen en andere thans rusten en beperk mij tot de bezwaren die kunnen worden ingebracht en het beroepsrecht in verband met deze bezwaren. Wanneer het rapport van de Centrale Commissie een voorstel bevat inzake de toewijzing van kavels aan openbare lichamen, moet het tevens bevatten de overwegingen waarop het voorstel is gegrond en de bij de toewijzing in acht te nemen voorwaarden (art. 34). Dit voorstel gaat ter visie. Binnen een maand kunnen bezwaren schriftelijk door de belanghebbenden bij Gedeputeerde

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 26