i45 De jacht. Destijds zijn alle jachtrechten, waaronder zijn te verstaan de oude heerlijke en andere zakelijke rechten van jacht, opgeheven. Deze kunnen ook niet meer worden gevestigd. Terzake van de opheffing van deze jachtrechten zijn indertijd van Rijkswege schadeloosstellingen uitbetaald, welke gelden door het Rijk zijn voorgeschoten. Naar aanleiding van het niet-meer-bezwaard-zijn is toen op elk kadastraal perceel een schuldplichtigheid ten behoeve van het Rijk gevestigd onder de naam van „jachtrente". Het is thans zo, dat zij die gerechtigd zijn tot het genot van de jacht krachtens de Jachtwet 1954, dat genot aan anderen kunnen afstaan, mits dit geschiedt bij een schriftelijke overeenkomst van huur en verhuur. In tegenstelling tot de nieuwe Belgische „Wet op de ruilverkave ling van landeigendommen" van 1956 missen wij een regeling van de jacht. Evenals bij ons is het jachtrecht in België geen zakelijk recht. Volgens de Belgische ruilverkavelingswet treedt de nieuwe eigenaar of gebruiker van een kavel in de rechten en verplichtingen van hem die het jachtrecht op bedoelde kavel had afgestaan. Werd de jacht door de eigenaar zelf uitgeoefend en uit deze zijn wens om verder op die grond te blijven jagen, dan worden de pacht(huur)voorwaar- den nader vastgesteld, echter voor niet langer dan negen jaren (art. 32). Bijvoorbeeld: Eigenaar A heeft de jacht op zijn perceel verhuurd aan C. Eigenaar A wordt verlegd naar een andere kavel. Eigenaar B krijgt als kavel de vroegere eigendom van A. Nu wordt C gehandhaafd in de jachtovereenkomst op de nieuwe kavel van B. Een ander geval: Eigenaar A oefent zelf de jacht uit op zijn perceel, doch wordt verlegd naar een andere kavel. Desniettemin houdt A het recht de jacht te blijven uitoefenen op zijn oude perceel, dat thans als kavel aan een ander is toegedeeld. Deze ander wordt nu gedwongen dit jachtrecht te dulden. Ik wil het bij deze twee voor beelden laten, doch andere voorbeelden kunnen aantonen, dat deze Belgische regeling tot gevolg zal hebben, dat op een grotere opper vlakte van het blok gejaagd zal worden dan voorheen. Het is de vraag, of de Belgische wetgever wel alle consequenties heeft voorzien. Op dit punt geeft de Nederlandse ruilverkavelingswet geen voor ziening. Wel spreekt deze wet over een recht van huur, echter alleen met betrekking tot de in het blok gelegen onroerende goederen en niet met betrekking tot de jacht. Het recht tot het genot van de jacht en de overeenkomsten van jacht behoeven dus naar mijn mening niet te worden opgenomen op de lijst van rechthebbenden. In de laatste tijd hebben zich evenwel moeilijkheden voorgedaan. Deze worden dan vaak door de landmeter opgelost, zij het onver plicht, doordat hij de oude complexen van jacht, die door de ruilverkaveling uiteen zijn gevallen, op basis van een vrijwillige regeling weer samenvoegt in een aaneengesloten oppervlakte van een jachtveld van ten minste 40 ha.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 29