153
De landschapsverzorging heeft behalve de beplantingen ook nog
andere middelen ter beschikking. Indien dit niet het geval was,
zouden we ook niet van een landschapsplan behoeven te spreken,
maar zou het engere begrip beplantingsplan op zijn plaats zijn.
Die andere middelen kunnen b.v. de wegen zijn. Hierbij zijn niet
alleen het tracé en het dwarsprofiel belangrijk, maar ook het
wegenstelsel in zijn geheel. Dit wegenstelsel moet zich in de eerste
plaats aanpassen bij de structuur van het landschap, waardoor
een logisch geheel wordt verkregen en dat ook aan duidelijkheid
niet te wensen overlaat. Voor het oog doet dit aangenaam aan,
veelal zonder dat men zich dit bewust maakt.
Bij het projecteren van wegen zullen in het algemeen, en in het
bijzonder in de diluviale landschappen, te grote rechtstanden
moeten worden vermeden. Bochten mogen ook weer niet willekeurig
worden genomen. Het is daarbij van belang te voorkomen, dat
bochten zich als knikken zullen voordoen. Knikken maken een
hinderlijke, stugge indruk. Zij ontstaan al spoedig als de bochten
te kort worden genomen, terwijl lange ruime bochten een veel
aangenamere indruk geven. Ook de breedte en de indeling van de
weg hebben hun invloed op de aantrekkelijkheid van het uiterlijk
van een weg. Voor een onbeplante weg is dikwijls een gelijke
breedte van verharding en berm aangenaam om te zien. Bij een
zijdige beplanting verdient het aanbeveling de te beplanten berm
zo veel breder te maken als de breedte van de beplanting bedraagt,
hetgeen kan worden bereikt door de verharding van de weg asym
metrisch aan te brengen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van
de invloed van de weg op het landschapsbeeld.
Voor het landschap kunnen ook de erven van boerderijen van
belang zijn, vooral als deze in geheel open landschappen liggen;
maar ook in landschappen met een door de aanwezigheid van hout
meer besloten karakter is het lang niet onverschillig hoe de erven
zich voordoen. Te kleine erven b.v. maken een armoedige indruk,
in het bijzonder als het erf niet in zijn geheel omsloten is. Een ruim
en goed beplant erf daarentegen maakt een indruk van welstand,
die behaaglijk aandoet. Ook de ligging van de boerderijen ten op
zichte van de weg en ten opzichte van elkaar is van invloed op het
aanzien er van.
Het water is als landschapselement in vele gevallen ook belangrijk,
hetzij dat het de van nature aanwezige waterafvoer in de vorm
van beken betreft, dan wel ontwatering door middel van water
gangen of sloten. Min of meer geldt voor de waterwegen hetzelfde
als voor de landwegen wat het tracé aangaat. Bij natuurlijke water
afvoer is de vorm van het talud dikwijls belangrijk, in het bijzonder
bij sterk wisselende waterstanden. Er worden slechts enkele van
de belangrijkste punten aangestipt om te laten zien, over welke
middelen de landschapsverzorging zoal beschikt.
Nog een enkel woord over de inpassing van eventuele te sparen
natuurterreinen in het op te stellen landschapsplan. In het algemeen