158
gediscussieerd, was de vraag of bij eventuele ruilverkaveling ook
de landmeter van het kadaster een taak zou krijgen te vervullen.
Aanleiding daartoe was het meergenoemde rapport van de Com
missie Ontginning. Deze commissie bestond uit acht leden, waar
onder twee landmeters van het kadaster. In het rapport komt bij
een bepaalde zinsnede een voetnoot voor, luidende: „een tweetal
leden der commissie (wij behoeven wel niet te raden wie dit waren)
kan zich met deze zinsnede niet verenigen, daar het hier weer geldt
arbeid, waartoe de ambtenaren van het kadaster zijn aangewezen."
Deze zinsnede betreft aanstelling van Rijkslandbouwingenieurs.
De landmeter C. W. Hoffmann schrijft daarover als volgt:
„Zo ergens, dan is het hier zeker de plaats er op te wijzen, dat
de landverlegging geweldig zal ingrijpen in de hypothecaire en
kadastrale boekhouding. Het opmaken van nieuwe plans, dat toch
vloeit uit de consolidatie voort, zal bezwaarlijk door andere
ambtenaren dan de landmeters van het kadaster kunnen geschieden,
terwijl de administratieve werkzaamheden daaraan gepaard
gaande, onmogelijk door een landbouwingenieur kunnen worden
verricht."
Om aan te tonen, dat de landmeter van het kadaster in de aller
eerste plaats voor de uitvoering van ruilverkavelingen in aan
merking komt, haalt Hoffmann op een andere plaats de uitspraak
aan van Prof. Dr. Vogler, die de landmeters noemt: „Technikern,
welche vorzugsweise berufen erscheinen Meliorationsanlagen für
Landgemeinden und Genossenschaften aus zu führen und als Ver-
trauensmanner und Ratgeber der Landbevölkerung, den Sinn
dafür zu wecken."
Met een zeker chauvinisme, dat te verklaren is uit de grote
liefde voor zijn werk, die de landmeter door alle jaren heen aan
den dag heeft gelegd, zegt hij verder:
„Zowel in Pruisen als in Nederland staat de landmeter hoog in
aanzien bij de landbouwer; hij geniet diens nagenoeg onbeperkt
vertrouwende landbouwer zal slechts in geringe mate wantrouwen
hebben voor een hervorming, door de landmeter aanbevolen en
uitgevoerd."
Ik kan niet nalaten, alvorens iets te schrijven over de huidige
organisatie van de kadastrale ruilverkavelingsdienst, van deze
enthousiaste uitlatingen melding te maken.
Het is evenwel anders gelopen dan deze voor zijn tijd zo vooruit
strevende landmeter heeft kunnen voorzien; de ruilverkaveling,
die aanvankelijk slechts was gezien als samenvoeging van verspreid
gelegen eigendommen, betere afwatering en ontsluiting, is zo zeer
uitgegroeid tot een al omvattend agrarisch ontwikkelingsplan, dat
een aantal op verschillend gebied gespecialiseerde deskundigen bij
de uitvoering van een verkaveling moet worden betrokken.
Van deze deskundigen zijn de cultuurtechnisch-ingenieur en
de landmeter van het kadaster de centrale figuren. Ieder van hen
heeft een specifiek eigen terrein, waarop zij uitsluitend werkzaam