167 zien van het ruilverkavelingsgebied die boven het agrarische facetbelang uitgaan. Bij de realisering van het gemeentelijke bestemmingsplan kan de ruilverkaveling een waardevolle bijdrage verlenen door de toewijzing van kavels aan openbare lichamen, met name gemeenten, ingevolge art. 13. In de parlementaire stukken over de wet van 1954 is hier over nogal met reserve gesproken. Men vreesde, dat gemeenten al te gemakkelijk zouden worden geholpen aan grond voor niet- agrarische doeleinden. Gezien het agrarische karakter van de Ruil- verkavelingswet is dit begrijpelijk. Aan de andere kant is het bestemmingsplan het aangewezen middel voor de afweging van tegenstrijdige aanspraken op de grond. Daarom is hierbij ook in een zorgvuldige coördinatie en een hele reeks van waarborgen voorzien. Wanneer nu in een dergelijk plan bepaalde gronden bv. voor bouwterrein zijn aangewezen, kan men aannemen, dat daarmede in de gegeven omstandigheden de best mogelijke regeling is getroffen. Er lijkt dan ook alles voor te zeggen, in het kader van een ruilverkaveling binnen de wettelijke grenzen aan de effectuering van zulk een regeling mede te werken. Hiermede wordt naar twee zijden een belang gediend: de overgang van grond wordt op de agrarisch minst schadelijke wijze voltrokken en de uitbreiding van de bebouwingskern (meestal ook een agrarisch centrum) wordt in goede banen geleid. Omgekeerd zouden de planologische maatregelen wellicht in de sfeer van de handhaving een dienst kunnen bewijzen aan de ruilverkaveling. De ruilverkavelingsplannen houden nl. zelf geen sanctie in op het intact houden van de met zoveel zorg en kosten bereikte toestand. Het is niet verboden bedrijven weer te splitsen, de verkaveling te veranderen e.d. Op deze punten zou het bestem mingsplan sancties kunnen bieden, althans voor zover het werken betreft waarvoor een bouwvergunning nodig is of die vallen onder art. 29 van de wet op het nationale plan en streekplannen (onder de voorgestelde nieuwe wet: werken die onder strafsanctie zijn verboden of waarvoor aanlegvergunning is vereist). De gedachten in landbouwkring bewegen zich echter niet in deze richting. De omvang van de problemen gaat intussen meer en meer het gemeentelijke vlak te boven. Er is daarom ook regionaal en natio naal een nauw samenspel nodig. Uit nationaal oogpunt is het van bijzonder belang, dat er in de laatste tijd met kracht wordt gewerkt aan een meerjarenplan voor de ruilverkavelingen. Hier ligt o.m. een onmiddellijk verband met de toekomstige verdeling van de bestaansmogelijkheden en daar mede van de bevolking over ons land; het vraagstuk dat aan de orde is gesteld in de brochure „Het Westen en overig Nederland" van de Rijksdienst voor het Nationale Plan en het Centraal Plan bureau. De prijs voor de landbouwkundige verbeteringen is een versterkte afvloeiing van werkkrachten uit de agrarische sector. Worden deze niet opgevangen door het tot ontwikkeling brengen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 51