i68 van nieuwe bestaansbronnen buiten het Westen, dan is er een nog verdere concentratie in het westen des lands te voorzien: volgens de huidige tendenties zou er in de periode tot 1980 een vestigings saldo in het westen ontstaan van meer dan 700.000 personen. Omgekeerd kan verhoging van de agrarische welvaart mede de grondslag vormen voor verheffing van het hele milieu en de ont wikkeling van krachtiger centra buiten het westen. Maatregelen voor een betere bevolkingsspreiding, zoals in de brochure bepleit, zouden dan ook in nauwe wisselwerking met de ruilverkavelingen moeten worden ontworpen. In rechtstreekse samenhang hiermede staat het vraagstuk van de structurele veranderingen in het stelsel van landelijke bewonings- kernen. De huidige technische ontwikkeling brengt een schaal vergroting mede, die in bepaalde gebieden met een dicht net van kleine kernen reeds thans tot voelbare problemen leidt. Hoe in deze spanning tussen historisch gevestigde toestanden en de krachten van de moderne maatschappij een goede oplossing kan worden geboden, hangt mede af van het samenspel tussen planologie en ruilverkaveling. Een ander nationaal vraagstuk waar een sterksprekend verband ligt, betreft de recreatie en het toerisme. Behoud van goede levens omstandigheden voor de eigen bevolking gaat hier samen met een steeds belangrijker wordende bestaansbron. Bij deze materie zal het gevaar van tegenstrijdige belangen groter zijn dan bij de eerstbedoelde problemen. Des te meer is het nodig beide aspecten in grote lijnen met elkaar te harmoniëren. Dit kan leiden tot af bakening van sferen; het zou zo mogelijk ook moeten kunnen leiden tot speciale behandeling van bepaalde ruilverkavelings- gebieden, ten einde deze beter te doen beantwoorden aan hun functie in het nationale geheel. Bij het regionale planologische werk de streekplannen en het toezicht op de uitbreidingsplannen is het mogelijk de lijnen duidelijker te trekken. Op dit vlak kunnen de concrete beslissingen zowel voor de streek als zodanig als voor de afzonderlijke gemeenten worden overzien en gecoördineerd. Het is van belang hiervan wederzijds partij te trekken. Aan de zijde van de planologische organen is een grotere belangstelling voor de agrarische vraagstuk ken groeiende, maar er blijft hier zeker nog wat te wensen over, ook wat de outillage betreft van de diensten met deskundigen op landbouwgebied. Aan de zijde van de ruilverkavelingsorganen ontwikkelt zich steeds meer begrip voor het algemene planologische kader waarin de gehele ruimte-ontwikkeling dient te worden gevat. Maar ook hier is nog wel iets te wensenzo bv. ten aanzien van het feit, dat dit algemene kader nog iets anders en iets meer is dan een indeling in afzonderlijke sferen. De komende periode belooft voor de ruimte-ontwikkeling van ons land uitermate belangrijk te worden. Aan planologie en ruil-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 52