voering. Deze technische voorlichting zal nog globaal zijn, omdat de toepassing pas over een aantal jaren zal komen en het aankweken van inzicht en vertrouwen in dit stadium voorop staan. De agrarisch sociale voorlichter zal deze voorlichting grotendeels moeten over laten aan de op dit terrein deskundige organen, waaronder de Landbouwvoorlichtingsdienst een belangrijke plaats inneemt. Hij zal zijn aandacht vooral moeten richten op de sociale problemen, die met de heroriëntatie van de bedrijven van een sluimerend tot een in het oog lopend probleem zullen worden. De afvloeiing en de beroepskeuze, de samenwoning, het werken met krediet, de ver houding boer - landarbeider, het volgen van vakopleiding, de ver erving en de voor het gezin belangrijke culturele activiteiten en mogelijkheden, spelen hierbij een belangrijke rol. De vrouwen en de jeugd moeten hier ook bij betrokken worden, daar de rijpheid een resultante zal zijn van de krachten van de leden van het gezin. Zonder met de vele „grensoverschrijdingen" van dit programma te rekenen, kan schematisch worden gesteld, dat deze rijpings- periode op de dag van de stemming eindigt. Na die datum moet de tijd tot het in gebruik geven van de nieuwe kavels worden gebruikt voor het aankweken van het inzicht en de bekwaamheid, die nodig is om straks de gewenste aanpassing te kunnen realiseren. Dit is dus de scholingsperiode. Demonstraties, besprekingen van bedrijfseconomische overzichten, vakcursussen, films, discussie groepen en tal van andere wapenen uit het voorlichtingsarsenaal zullen dan in de strijd gebracht moeten worden. Voorts zal de huis houdelijke voorlichting de boerin moeten voorbereiden op de plaats die zij in het onder nieuwe omstandigheden werkende gezin zal moeten innemen. De verschillende sociale punten zullen ook nu in bespreking moeten blijven, terwijl de sociale voorlichter er tevens voor zal waken, dat de andere programmapunten niet als een vloedgolf worden ervaren, maar als een door de betrokkenen zelf gewilde informatie. Hij zal de bevolking tot eigen initiatief trachten te brengen en ernaar streven, dat men zelf dit programma organiseert en zich niet passief laat meeslepen door een van buiten af opgedrongen opzet. Hij zal, wanneer de omstandigheden dat nodig maken, ook samenwerken met het maatschappelijk werk, de sociale en diaconale instellingen en de culturele organisaties. Ten slotte breekt dan de grote dag aan, waarop de technici het gebied verlaten om zich elders opnieuw in de moeilijkheden te storten. Op dat ogenblik verloopt op de bedrijven en in de gezinnen natuurlijk alles nog niet zoals het zou moeten. De belanghebbenden kunnen dan een extra steuntje nog goed gebruiken. De voorlich tende organen doen er dus goed aan nog enkele jaren door te werken in een derde fase, de ,,doe-het-nu-zelf" periode. Zij zullen in deze tijd de gaatjes moeten vullen en bij het werk ernaar moeten streven, dat het gebied weer op eigen benen zal kunnen staan. Er moet dan nog veel „werkstof" uit de tweede periode herhaald worden, want de boer zal, ook al heeft hij alles reeds gehoord, bij de praktische 177

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 61