184
d) de fout die ontstaat door kopiëring in potlood of met een ets
naald van de lijnen, of bij het doorprikken van de knikpunten
(hierbij kan ook nog een parallaxfout voorkomen)
e) de fout die ontstaat bij het in inkt zetten van de potloodlijnen.
Alle genoemde fouten kunnen voorkomen bij de eerste twee
methoden van kopiërenbij de onder 3 genoemde methode vervalt
foutenbron e.
Nu is onderzocht of door toepassing van fotografische reproduktie
of met behulp van een directe kopie 1) het werkplan uit de onder
delen van de werkkaarten kan worden samengesteld. Bij gebruik
van deze methode vervallen de fouten d en
De Topografische dienst maakte een directe kopie van de onder
delen van de werkkaarten op het van een lichtgevoelige laag voor
ziene werkplan II. De aansluiting geschiedde op de aangebrachte
ruitpunten.
Het kopiëren met de hand vond in dit geval dus niet plaats!
Vergelijking van het aldus verkregen werkplan met het werk
plan, vervaardigd volgens het procédé van Wieneke bracht aan het
licht, dat de laatste methode ook zeer nauwkeurig is. Een enkele
afwijking van 0,1 mm werd waargenomen. De kosten zijn bij toe
passing van de eerstgenoemde methode voor terreinen waar grillige
grenzen voorkomen, lager dan bij de methode volgens Wieneke.
Toepassing van de directe kopie levert een iets nauwkeuriger
resultaat. De tijdwinst is ongeveer 60 a 70 bij gebruik van de
directe kopie. Dit percentage is afhankelijk van het aantal en de
aard van de terreinvoorwerpen.
Op grond van deze resultaten mag worden geconcludeerd, dat de
samenstelling van het werkplan uit kaarteerbladen met behulp van
de directe kopie is aan te bevelen.
Het werkplan II dat op de hiervoor geschetste wijze is ontstaan,
is in anilineblauw afgedrukt, en hierop zijn aangegeven de eigen-
domsgrenzen, de klassegrenzen en de klasse waarden.
Voor de verdere bewerkingen ten behoeve van het vervaardigen
van het ontwerp van toedeling moeten nog worden aangebracht
ie. de begrenzingen van de wegen en waterlopen (het gebied dat
door wegen en waterlopen wordt ingesloten noemt men een vak)
2e. de doorlopende nummering van de vakken;
3e. de elementsgrenzen (elementen zijn proefkavels, die als hulp
middel voor het ontwerpen van de nieuwe kavels dienst doen)
4e. de nummering van de elementen
5e. de kavelgrenzen, die tevens de nieuwe eigendomsgrenzen zijn;
6e. de nummering van de kavels;
7e. de kadastrale aanduiding van de nieuw ontstane percelen
(kavels)het perceelnummer. Daar de ruilverkaveling dikwijls in
verschillende gemeenten is gelegen en de nummering van de kavels
over het gehele blok doorloopt, komt de kadastrale aanduiding
1) Zie Ir. J. A. C. E. van Roermund: Honderd jaar stafkaart (scriptie).