i88 het terrein aan te geven. De hoofdingenieur van de afdeling Nieuwe Werken trekt nu met de ingenieur die met de aanleg van de weg is belast en met de landmeetkundige naar het terrein, verkent de ligging van de as en brengt daarin zo nodig correcties aan. De Land meetkundige Afdeling krijgt daarna opdracht het terrein over een voldoend brede strook ter weerszijden van die as in kaart te brengen. Alvorens daartoe over te gaan, gaat het hoofd van de Landmeet kundige Afdeling na of er van het betrokken gebied reeds kaart materiaal bestaat en zo ja of dit voor het beoogde doel bruikbaar is. Blijkt dit niet het geval te zijn, dan wordt nagegaan of langs of nabij het tracé reeds een meetkundige grondslag aanwezig is en of deze voor de te verrichten opmeting bruikbaar is, c.q. aanvulling behoeft. Blijkt niets of niets bruikbaars aanwezig te zijn, dan wordt een meetkundige grondslag gelegd en aangesloten aan de vaste punten van het Nederlandse driehoeksnet. Daarna volgt de detail meting en de kaartering, over het algemeen op schaal i 500, soms in open terrein op schaal 1 1000. Daarna wordt de as van het weg- tracé op de verkregen kaart aangegeven en in coördinaten berekend. De as wordt vervolgens met gebruikmaking van de meetkundige grondslag op het terrein uitgezet, waarna het lengteprofiel over die as wordt opgemeten, met de benodigde dwarsprofielen. Tevens worden gegevens verzameld omtrent waterlopen waarmede het project in aanraking komt, omtrent de wegen die worden gesneden, omtrent de hoogteligging van gebouwen die nabij het tracé zijn gelegen, enz. De hoogten worden vastgelegd t.o.v. het N.A.P., dat inmiddels langs het tracé verspreid is. Nadat alles is uitgetekend, beschikt de civiel-technicus over een volledig beeld van het terrein, aan de hand waarvan hij zijn ontwerp op het bureau opzet. Om het project uit te kunnen werken heeft hij ook inzicht nodig in de samenstelling van de ondergrond van het terrein waardoor de weg zal worden aangelegd. Hij tracht dit inzicht te verkrijgen door grondboringen, die eveneens door de Landmeetkundige Afdeling worden verricht, zulks in nauwe samen werking met de ingenieur en de hem assisterende technisch-ambte- naren. Is het ontwerp gereed, dan worden in situatie en dwarsprofielen de grenzen ingetekend van de gronden die voor de wegaanleg nodig zijn. De landmeetkundige verschijnt andermaal op het terrein en zet de betonnen grenspalen uit en meet deze in t.o.v. de meet kundige grondslag. Na kaartering van de nieuwe grenzen volgt de vervaardiging van hulpkaarten en de grootteberekening van de aan te kopen gronden. Ten slotte worden de aankoop- c.q. ont- eigeningsstaten gereed gemaakt, voor welke een uitgebreide recherche op het kadaster nodig is naar eigenaren, mede-eigenaren, vruchtgebruikers, opstalhouders, hypotheekhouders en andere rechthebbenden. Er volgt dan, zowel voor de landmeetkundige als voor de civiel-technicus, een helaas meestal langdurige onder breking van zijn technische arbeid aan het betrokken werk, gedu-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 72