igö meting. Bij de vervaardiging is de moeilijkheid vooral, dat men een betrouwbare kaart niet één, twee, drie uit de grond stampt. Dat kost veel tijd, maar door inpassing in het algemene stelsel is het mogelijk gedeelten die niet urgent zijn, te laten liggen. Komt in een gemeente een eigen landmeetkundige afdeling tot stand, dan is er voor niet-urgente kaartvervaardiging beslist geen tijd. Zou die afdeling al te veel neiging hebben daaraan de meeste tijd te willen besteden, dan zou zij tot de orde kunnen en m.i. moeten worden geroepen. Met de stiefmoeder van Assepoester zou men kunnen zeggen: ,,Kom kom, er is nog zoveel in de keuken te doen" En, om in dat beeld door te gaan, zou ik het verschaffen van land meetkundige hulp met de etensbereiding, en het contact met het kadaster met de afwas willen vergelijken. Ik had er waarlijk geen idee van, dat er in Breda een afwas- probleem van belang bestond, totdat de heer Jumelet bij tijd en wijle mij daarover nader inlichtte. Nu is kadastraal gezien die afwas dikwijls wel te doen mits men voldoend duidelijke gegevens en aanwijzingen heeft, of, zo die ontbreken, men niet al te kritisch kijkt. Men laat in het laatste geval het ergste vuil gewoon erop zitten door een consortstelling, nietwaar? Daarmee is de zaak administratief voorlopig de wereld uit, totdat men er opnieuw tegenaan loopt. Nu wij een landmeetkundige dienst hebben wordt, ook als het moeilijk en ingewikkeld is, het servies in nauwe samenwerking met het Kadaster van alle vuil ontdaan, omdat de noodzakelijke gegevens nu geleverd kunnen worden. Die samenwerking met het Kadaster omvat natuurlijk veel meer. Een gemeentelijke landmeetkundige dienst onder deskundige leiding zal daar twijfel ik niet aan overal in Nederland kunnen beschikken over meetgegevens van het Kadaster en die ook als betrouwbaar aanvaarden. Het zal om der wille van de efficiency zo moeten zijn of worden dat ook het omgekeerde plaats vindt. Over de taak door de heer Harder omschreven als ,,het verschaf fen van landmeetkundige hulp aan diensten, bedrijven en particu lieren" valt nog wel iets te zeggen. En laat ik daarbij voorop stellen, dat in het begrip „verschaffen van hulp" meer verborgen zit dan U op het eerste gezicht zult denken. Velen van de hier aanwezigen hebben in een of andere vorm wel contact met de gemeenten. Maar het werk van velen is in feite vooral van constaterende aard. Bij de gemeentelijke diensten zelf is dat echter slechts bijzaak. Daar gaat het veeleer om het verkrijgen van een landmeetkundige grondslag voor een plan, passend in het bestuursbeleid. Initiatieven tot plannen worden in de gemeente aan de lopende band geproduceerd en daaraan werken mee: de burgemeester als hoogste gezagsdrager, maar ook een schrijver van een „weidoor-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 80