237
Het principe van de pantograaf is hetzelfde als dat van een zgn.
box-camera. Men heeft de „box" een bepaalde hoogte gegeven en
de beeldzijde voorzien van een glasplaat van beperkte afmetingen.
Overstekende delen van de kaart vallen over de rand van de kist
heen. Omdat een vaste instelling voor de afbeelding uiteraard
funest is bij de kleine schaalverschillen die steeds bij de kadaster
plans aanwezig zullen zijn, is in Johannsens toestel toch nog een
correctiemogelijkheid voor de beeldafstand aangebracht, waarmee
het principe van de onveranderlijkheid der instellingen dus weer
opgegeven is.
Bij de bespreking van de bovenstaande toestellen is met opzet
het woord „fotografie" niet gebruikt, omdat het naar onze mening
niet strookt met de beginselen van een pantograaf, ook niet wan
neer hierin een objectief is aangebracht. Het woord „fotografie"
wordt in bijna alle advertenties betreffende optische pantografen
vermeld.
Bij de Pantolux, de Pantophot en de Omnigraph wordt op ver
zoek een cassette geleverd voor het maken van fotografische op
namen van het vergrote of verkleinde beeld. Naar onze mening is
de optische pantograaf hiervoor niet bestemd. W. Engelbert wijdt
hier in zijn opstel in de A.V.N. de volgende woorden aan (3)
„Eine besondere Frage wird sein, ob die Gerat e so gebaut sein
müssen, dass sie gleichzeitig auch als photographische Repro-
duktionsgerate dienen können. Meiner Meinung nach wird in einem
kleinen und mittleren Amt in der Regel die rein optische Über-
tragung ausreichen. Ein grosser Vorteil des optischen Pantographen
ist ja gerade die Ausschaltung der umstandlichen und teuren
Photographie."
Het adverteren van de mogelijkheid naast alle voordelen die een
optische pantograaf reeds kan geven, ook nog fotografische op
namen te kunnen maken, is ietwat misleidend. Indien een bureau
er toe overgaat zulk een optische pantograaf met fotocassette aan
te schaffen, moet het immers ook ie een donkere kamer inrichten,
2e een fotograaf in dienst nemen.
Eveneens is door ons tot dusver met opzet geen gewag gemaakt
van de zogenaamde „mogelijkheid tot ontschranking" die bijna
alle tot dusver besproken optische pantografen bieden. Het mag in
vakkringen verondersteld worden, dat men het verschil herkent
tussen de op deze wijze geadverteerde ontschranking en die, waar
van in de fotogrammetrie sprake is. Onder de eerstgenoemde
dienen we te verstaan een benaderingsmethode om papier- of
plasticdeformaties te elimineren, terwijl we bij het tweede begrip
te maken hebben met een projectieve transformatie van het ene
puntenveld in het andere. We willen daarom liever aan het begrip
ontschranken zo min mogelijk plaats inruimen bij de optische
pantografen. Indien men in de cartografie een nauwkeurige ont-