238
schranking wenst uit te voeren, dan kieze men daarvoor een ge
schikt toestel, eventueel onder inschakeling van de fotografie.
De hoge eisen die men in den regel aan de kaartnauwkeurigheid
stelt, laten niet toe, dat men de vertekeningsvrije afbeelding in een
goede optische pantograaf gaat deformeren door middel van een
zgn. ontschranking. I)e wens tot deze zgn. ontschranking komt
meestal voort uit het constateren van twee verschillende bedragen
voor de krimping of rekking van de tekeningdrager. Krimping of
rekking die in twee onderling loodrechte richtingen verschillend is,
kan nooit door middel van een benaderingsmethode gecompenseerd
worden. Deze meest voorkomende deformatie van onze tekening
dragers kan langs directe weg uitsluitend door middel van een
affiene transformatie gecompenseerd worden. De cartografie van
heden beschikt echter nog niet over een hulpmiddel waarmee deze
affiene transformatie op directe wijze kan worden uitgevoerd.
Wanneer wij de hierboven beschreven optische pantografen nog
eens de revue laten passeren dan is er eigenlijk geen enkel fabrikaat
dat ons geheel kan bevredigen. Men moet dus tot de gevolgtrekking
komen dat het „ideale" type nog niet geconstrueerd is. Een type
waarmee de behoefte van iedere cartografische dienst vervuld zou
kunnen worden, zal wel nimmer op de markt verschijnen. De be
oefening van de cartografie is immers zeer sterk gedifferentieerd.
Voor iedere dienst geldt echter wel, dat een optische pantograaf
steeds tijdrovende kaarteerwerkzaamheden en dure fotografische
opnamen uitspaart.
Het prospectus van onze Nederlandse Procota gewaagt hier o.a.
van in juichende bewoordingen. W. Engelbert concludeert in ge-
gelijke zin wanneer hij in het algemeen spreekt over de „Bewahrung
der optischen Umzeichengerate" in het Zeitschrift für Vermessungs-
wesen (8). Gröne (1) inventariseert reeds de behoefte aan zulke instru
menten wanneer straks (hij schrijft in 1944) de oorlog beëindigd
zal zijn.
De Vermessungstechnische Rundschau geeft plaatsruimte aan
een individuele opvatting onder de titel: Optischer Pantograph
nein(6) De auteur Drüsedau baseert zijn negatieve beoordeling op de
volgende argumenten. Een optische pantograaf
1) heeft te geringe nauwkeurigheid,
2) is te vermoeiend voor de ogen,
3) is te duur.
Slechts argument 1) komt voor weerlegging in aanmerking. Het
blijkt nl. dat Drüsedau een optische pantograaf heeft beproefd,
waarvan het objectief allesbehalve vertekeningsvrij was. Daardoor
moest het hem overkomen, dat een lijn aan de rand van het beeld-
veld een lengte vertoonde die aanzienlijk afweek van de lengte die
dezelfde lijn, bij verschuiving van het origineel, in het midden van
het beeldveld bezat. Het spreekt vanzelf, dat een goede optische
inrichting een eerste vereiste is. Daardoor wordt een goede optische