trekken voor de praktijk; men hoede zich echter voor generaliseren. De overige foutenbronnen, dus waarnemer, instrument en baak, worden uitvoerig en grondig behandeld, alleen mis ik de fouten voortkomende uit de optische inrichting van de dubbelbeeldaf standsmeters. Hoofdstuk 4: „Genauigkeit der optischen Streckenmessung" is vooral interessant indien men het vergelijkt met de opvattingen hierover in Nederland. De nauwkeurigheid die men uit uitgebreide onderzoekingen heeft gevonden, is vooral voor de dubbelbeeld- afstandsmeting veel groter dan men hier in het algemeen denkt. Hoofdstuk 5 behandelt de praktische toepassing van de diverse instrumenten. Hoofdstuk 6: „Genauigkeit optisch gemessener Polygonzüge" behandelt de nauwkeurigheid van de punten van verschillende typen veelhoeken, die volgt uit de nauwkeurigheid van lengte en hoekmeting. Dit probleem is in het algemeen behandeld; het hoofdstuk zou dan ook moeten heten: „Genauigkeit von Polygon züge". Hoofdstuk 7 is voor Nederland van minder betekenis omdat hier de nauwkeurigheid van de indirecte afstandsmeting verge leken wordt met de eisen die men in Duitsland (en ook in Oosten rijk) aan veel driehoeksmetingen in het algemeen stelt. Hoofdstuk 8: „Ausgleichung optisch gemessener Theodolitzüge" behandelt de strenge vereffening van de veelhoek en vier benade ringsmethoden. Welke methode men kiest hangt af van de sluitterm in langs- en dwarsrichting en van de uitbuiging. Als men deze factoren kent, kiest men die benaderingsmethode, die in dit spe ciale geval het minst afwijkt van de strenge vereffening. Als men het boek als geheel bekijkt, mag men wel zeggen, dat dit werk het probleem van de indirecte afstandsmeting grondig, uitgebreid en objectief behandelt. Jammer is alleen, dat de eco nomische aspecten van de meting zelfs niet worden genoemd. Voor iemand die zich in het probleem van de indirecte afstands meting wil verdiepen, is dit boek onmisbaar. De bruikbaarheid wordt nog verhoogd door de zeer uitgebreide litteratuurlijst. J. van Gij sen. G. Förstner, Genauigkeit der optischen Streckenmessung mit Theodolit und Basislatte. VIII -f- 58 blz. tekst, 16 blz. figuren. Verlag der Bayerischen Akademie der Wissenschaften, München, 1955. De laatste tijd bereiken ons in Wageningen vele vragen, vooral van landgenoten in het buitenland, over snelle en toch nauwkeurige metingen over uitgestrekte gebieden. En steeds komen wij dan tot veelhoeken, gemeten met theodoliet en basisbaak. Het boven genoemde boek behandelt dit probleem zo algemeen mogelijk. Ik wil dit boek niet uitgebreid bespreken, maar indien men met 2Ó2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 44