gedoeld wordt. Dit beperkt dus het aantal constructies dat be
sproken dient te worden.
Wanneer men in het algemeen de inschakeling van het objectief
ten dienste van de cartografie heeft aanvaard, dient men hieruit de
volgende consequenties te trekken
1. De constructiematen van een vergrotings- en verkleiningstoestel
worden bepaald door de eigenschappen van het objectief.
2. Bij de keuze tussen diascopie en episcopie van het beeld dient de
laatste te worden verworpen, aangezien hierbij de tekenaar
tijdens het kopiëren van het beeld zichzelf in de weg staat.
(Denk b.v. aan de ontschrankingstoestellen in de fotogram-
metrie.)
3. Bij de keuze van de aldus overblijvende diascopie dient men te
bedenken, dat op niet-transparante materialen nimmer het ver
grote of verkleinde beeld kan worden nagetekend. (Het ons
sedert vele eeuwen zo vertrouwde tekenpapier is dus ongeschikt
om een optisch gepantografeerd beeld te dragen.)
Bij nagenoeg alle landmeetkundige diensten bestaat een veel
voorkomende kaartreproduktie uit het kopiëren op de schaal 1:1.
In een zeer groot aantal gevallen maakt men hiervoor gebruik van
een kopieertafel, ook wel genoemd lichtbak of kopieerspiegel.
(Deze laatste benaming is ontleend aan de voorloper van de moderne
kunstlicht-kopieertafel: de daglicht-kopieertafel.) Daar hierbij geen
licht verlies ten gevolge van het afbeelden door een objectief van
kleine diameter voorkomt, zijn ook niet-transparante (doch wel
doorschijnende) tekeningdragers voor een dergelijke reproduktie
geschikt. Een zeer ernstig nadeel van deze wijze van kopiëren is,
dat kleine schaalaf wij kingen nimmer geëlimineerd kunnen worden.
Niettemin dient men toch bij het inschakelen van het objectief
ten dienste van de cartografie de mogelijkheid aanwezig te laten,
een op doorschijnend materiaal getekende kaart door middel van
een sterke kunstlichtbron op haar zelfde schaal te kopiëren.
Alvorens tot de bespreking van de diverse constructies over te
gaan, zal in enkele voorbeelden de consequentie van het kiezen van
een bepaald objectief worden nagegaan.
Voorbeeld 1
Objectief met 10,5 cm. Vertekeningsvrije beeldhoek 60°
toepassing van bovenstaande gegevens ongeveer 80 cm zijn.
223
verkleining
vergroting
afbeelding
1 5
5 X
1 1
beeldafstand
12,6 cm
63 cm
21 cm
voorwerpsafstand
63 cm
12,6 cm
21 cm
beelddiameter
13 cm
60 cm
22 cm
De hoogte van een
optische pantograaf met verticale as zou bij