langer hoe meer verbasterd, onherkenbaar en onverstaanbaar te worden of, wat nog erger is, in onbruik te geraken. Want hoe meer de plattelandsbewoners door het toenemen der communicatie middelen uit hun enge sfeer van afgeslotenheid worden getrokken, des te groter wordt, door de trek naar het nieuwerwetse en door mindere achting voor het oude, het gevaar voor het verlies van deze merkwaardige, vaak taalhistorische of folkloristische monu menten. Sommige van die merkwaardige namen zijn alleen nog aan de oudste bewoners van een dorp of buurtschap in hun typische juiste vorm en ware betekenis bekend; andere zijn reeds geheel van vorm ontaard en daarmee bij het volk ook van betekenis, zodat de echte oorspronkelijke betekenis ervan door bijna niemand meer te achterhalen is. Vele zijn bovendien vrijwel nooit opgetekend en alleen van mond tot mond overgeleverd. En het gebeurt niet zelden, dat juist die het rijkst van inhoud zijn en ter verklaring van andere onverstaanbare of onduidelijke uitdrukkingen van de grootste waarde. Door de ruilverkaveling, die de laatste jaren hier en daar wordt uitgevoerd, verdwijnen helaas vele namen. De Naamkundecommissie van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam spoort ook tot verzamelen aan, want, zo merkt zij op (20), slechts een betrekkelijk gering deel van de veldnamen die van wetenschappelijk belang zijn, is tot nu toe opgetekend. Over het algemeen leven ze alleen nog maar in de volksmond en zijn ze officieel al lang vervangen door kadastrale nummers. De namen zijn vaak samengesteld uit niet meer gangbare of soms volkomen onbekende woorden, en de studie van de dialecten en de woordgeschiedenis is dan ook gebaat bij dit namenonderzoek. Veel kunnen wij er ook uit leren omtrent de vroegere gesteldheid van ons land: de talrijke bosnamen in Holland wijzen op veel ster kere begroeiing dan de tegenwoordige, waarbij het wenselijk is te onderzoeken hoe we ons deze bossen moeten voorstellen. (21) Door onderscheiding van verschillende lagen van namen zal men een indruk kunnen krijgen van de ontwikkeling van het landschap en zal men de geschiedenis van de nederzettingen kunnen reconstrueren. Op den duur zal het misschien mogelijk zijn bepaalde naamtypen aan bepaalde Germaanse stammen toe te schrijven. Zo kan de toponymie ons straks wellicht uitsluitsel geven over de verbreiding van de Friezen na de volksverhuizingen, wat nog steeds een strijd punt is in de taalkunde; men neemt vaak aan, dat zij gewoond hebben van het Zwin tot de Wezer, maar dan moet dat ook blijken uit de namen die zij in dat gebied hebben achtergelaten. Een van de oudste namengroepen is wel die van de waterwegen toen in oude tijden het verkeer nog hoofdzakelijk te water plaats vond, moest men deze waterwegen met namen kunnen aanduiden en zo getuigen verschillende rivier- en beeknamen van een voor- germaanse bewoning, waarvan het bestaan op andere wijze moeilijk of in het geheel niet is aan te tonen. (22) 281

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 11