2B5 Amann (34) komt op tegen het verwijt, dat zo vele landmeters namen hebben misvormd. Men moet niet vergeten, zegt hij, dat grote gebieden van Beieren werden opgemeten in een tijd dat noch een commissie, noch de regering, aandacht had voor het vast leggen en inschrijven van de veldnamen. Er bestaan, zegt Amann, dan ook talrijke kaarten waarop men tevergeefs naar namen zal zoeken. En toch was er reeds vroeg een instructie voor de land meters (van 12 april 1808) die voorschreef, dat de belangrijkste namen op de kaarten moesten worden geschreven. Reeds vroeg hebben de ambtenaren van het kadaster gedaan wat zij konden. Immers in de jaren 1830-1837 zijn verschillende namen afgekeurd „weil diese Namen teils unrichtig, teils unzuverlassig und nicht revidiert und berichtigt worden sind". Dat, niettegenstaande deze voorzorgen, toch nog vele fouten op de kadastrale kaarten zijn blijven staan, is juist. Het is echter onbillijk, aan de kadasterplans eisen te stellen die zo ver van hun doel verwijderd lagen, dat, als men alles had willen onderzoeken, een leger van historici en taalgeleerden bij de opmeting had moeten assisteren. En zou er dan overeenstemming zijn bereikt Maar ook aan het geschiedkundig onderzoek moge de landmeter, waarmogelijk,zijnkrachtenwijden,zegtLüdemann. (35) Hij denkt daarbij allereerst aan een zo volledig mogelijke verzameling van veld namen, waarbij kaarten van vroegere ruilverkavelingen goede diensten kunnen bewijzen. Möllenhoff (36) wil dat de „Vermessungsbeamten" niet alleen nagaan of de in de thans bestaande kadasters reeds aanwezige veld- en bloknamen (Gewannnamen) nog in gebruik zijn en op de kaarten juist zijn genoteerd, doch óók of nog andere verklaringen bestaan of ontstaan zijn. In een recensie (37) merkt Lüdemann in 1914 op dat men zich verzetten moet tegen het kwaad, dat men oude veld- en straatnamen door „mooiere" vervangt. (38) Hüser (39) meent dat de misvorming van de veldnamen niet te wijten is aan zorgeloosheid en vluchtigheid, maar ontstaan is doordat de vaak uit andere streken komende landmeter het dialect van de boer niet verstond. Hammer (40) schrijft in 1923 dat de veldnamen van groot belang zijn voor de plaatselijke geschiedenis. Daarom behoort de beschaafde mens aan de veldnamen dezelfde eerbied te betonen als aan andere oorkonden van geschiedkundige aard. Hij merkt nog op, dat ruilverkavelingen het oude schrift van de perceels indeling uitwissen en de oude veldnamen buiten gebruik stellen. Hij dringt er op aan, dat de kaarten die de oude toestand aangeven, als geschiedkundige oorkonden in de archieven voor altijd goed bewaard dienen te blijven. Deze laatste opmerking wil ik onderstrepen. Waar blijven onze minuutplans die door hermeting of ruilverkaveling buiten gebruik zijn gekomen Zijn deze veilig gesteld voor toponymische

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 15