286 onderzoekers of landbouwhistorici Er kome een voorschrift dat van alle minuutplans microfoto's worden gemaakt en dat de ver vallen minuutplans in een Rijksarchief worden opgeborgen. Dat deze kwestie ook de aandacht heeft van mensen buiten het vak moge uit het volgende blijken. Zo schrijft professor Edelman (41): Van geen enkele Nederlandse es of enk is het ontstaan bekend. De essen vormen een zeer dankbaar onderwerp voor ruilverkaveling en zij verdwijnen dan ook als sneeuw voor de zon. Men zal hiermede vrede moeten hebben. Maar wel mag met nadruk worden vastgesteld, dat het niet aangaat, het in de loop van 15 eeuwen langzaam gegroeide uit te wissen, zonder zelfs een poging te doen, de oude toestand behoorlijk te beschrijven en te bestuderen. Gesteld dat wij in Nederland nog bouwwerken hadden uit de Karolingische tijd, zo zouden wij die als uiterst belangrijke historische monumenten voor het nageslacht be waren. Maar de grote werken, die het voorgeslacht voor zijn onderhoud tot stand heeft gebracht, zijn bouw- en weilanden, verdwijnen, zonder dat iemand er notitie van neemt. Wij willen dan ook de hoop uitspreken, dat de overheid zich het noodlot van de oude verdwijnende parcele- ringen zal aantrekken en er toe zal medewerken dat de ten dode op geschreven oude essen behoorlijk beschreven en bestudeerd zullen worden. Prof. dr. J. H. Brouwer uit Groningen wees in een vergadering van de Fryske Akademy op 5 maart 1956 te Leeuwarden gehouden, op het gevaar dat de niet meer in gebruik zijnde minuutplans bedreigde. Hij kondigde dan ook aan, dat de Akademy een onder zoek zou instellen naar hetgeen op dit gebied zou moeten gebeuren, opdat voorkomen werd dat deze belangrijke documenten voor landbouwhistorici en toponymisten verloren zouden gaan. Maar laten we weer naar onze Duitse collega's terugkeren. Bicher (42) vindt dat de oude veldnamen prachtig gebruikt kunnen worden voor het geven van namen aan nieuwe straten. Hier kom ik in hoofdstuk III nader op terug. Helaas, zegt Bicher, zijn vele namen misvormd, niettegen staande par. 75 van de Kataster-Anweisung VIII zegt: Die Benennungen der Distrikte, Gewannen, Feldlagen u.s.w. sind sorgfaltig zu ermitteln. In manchen Gegenden ist es seltener, dass ein Komplex von Grundstücken eine eigentümliche Benennung führt, vielmehr hat jedes einzelne Grundstück einen besonderen Namen, der den Gewannennamen vertritt und dann statt des letzteren zu ermitteln ist. Der mit der Stückvermessung beauftragte Vermessungsbeamte hat sich zu bemühen, das, was in dieser Beziehung ortsüblich ist, auf das genaueste zu erfassen, und darauf zu achten, wie die Grundeigentümer ihre Grundstücke nach deren Benennung unterscheiden. En dan maakt hij de opmerking dat het hem bevreemdt, dat de landmeetkundige litteratuur zich zo weinig met de toponymie heeft bezig gehouden. Dorn (43) schrijft in 1925 een belangrijk artikel, waarin hij opmerkt dat in de laatste jaren in de vaktijdschriften telkens artikelen zijn verschenen, die op de betekenis van de veldnamen wijzen. Men is er thans van overtuigd, dat de namen aan een nauw-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 16