Hij begint met op te merken, dat de toponymie een tak is van de taalwetenschap. Geen wonder dus, dat de taalkundigen zich in teresseren voor datgene, wat de landmeters, als ze veldnamen opnemen, eigenlijk doen. En nogmaals geen wonder, indien deze landmeters dan opspelen en zeggen, dat men met die vervloekte namen nooit klaar komt. Kreisel maakt dan op een geestige manier zijn opmerkingen, door de foutenvereffening hierin te betrekken. Af en toe spreekt hij over de „meest waarschijnlijke schrijfwijze". Saladin reageert hierop (75), Kreisel antwoordt in 1945 (76); ook de landmeter Leemann (77) begint mee te spreken. Daarna verschijnen enige voortreffelijke artikelen van Prof. Imhof (78). Deze zijn later door de Zwitserse vereniging van land meters als brochure uitgegeven. In 1946 maakt Zinsli (79) enige opmerkingen naar aanleiding van de artikelen van Prof. Imhof. Kreisel (80) laat zich weer eens horen en Favarger(8i) schrijft over Frans-Zwitserland. In 1947 komen we artikelen tegen van Hubschmid (82), waarop Prof. Nabholz (83) reageert en Hubschmid (84) ant woordt. Ook Kreisel (85) schrijft weer, terwijl Favarger (86) mededelingen doet over het toponymisch congres, dat van 15 tot 19 juli 1947 in Parijs is gehouden. In 1948 geeft Prof. Imhof (87) een boekbespreking, waarin hij opmerkt dat het hoofdstuk over de betekenis van de plaats- en veldnamen belangrijke steun geeft aan het voorbereidende werk ten behoeve van de naamgeving op de kadastrale plans. Hubschmid (88), die thans als taalkundige verbonden is aan de Topografische dienst, schrijft in 1949 dat iedere plaats naam en iedere veldnaam een historische waarde bezit, die ons kan inlichten over oudere natuur- en cultuurtoestanden, waar andere historische bronnen verstek laten gaan. Zelfs geheel onbelangrijke veldnamen, die noch op de topogra fische kaart, noch in de zg. verzamelplans van het kadaster te vinden zijn en ten gevolge van ruilverkavelingen dreigen uit te sterven, moeten daarom systematisch worden verzameld. Aan het grote aantal artikelen is wel te zien dat er een hevige strijd gaande was over de schrijfwijze: „mundartlich" of „schrift- sprachlich". In zijn reeds aangehaalde brochure schrijft Prof. Imhof in 1945 dat de tot nu toe verschenen Zwitserse kaarten geen bepaalde spelling hebben. „Mundartliche" en „schriftsprach- liche" namen staan naast elkaar. Ook de instructie van de topo grafische dienst van 1937 houdt aan deze toestand vast. Ze schrijft voor: 291 Ortsnamen, welche ohne weiteres in die allgemein guitige Verkehrs- sprache übertragen werden können und an Ort und Stelle in dieser Sehreibweise gebraucht werden, bekannt und verstandlich sind, sind in der Schriftsprache wiederzugeben. Ortsnamen, welche dagegen nur im landlaufigen Dialekt existieren und nur in dieser Form bekannt und

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 21