296 der 19e eeuw namen optekende, die reeds lang niet meer in gebruik waren. Ook De Man (96) noemt, in 1946, het kadaster een merkwaar dige moderne bron voor de toponymie en antroponymie. Hij beschrijft de kadastrale documenten en wijst telkens op het z.i. onderschat belang ervan. In 1947 schrijft Bartholomé (97) over veldnamen van de gemeente Clerf. Hij heeft lijsten gemaakt, waarop naast elkaar werden geplaatst de vorm van het kadaster en de plaatselijk bekende vorm. Hierbij bleek dat een herziening van de spelling en taalvorm van de kadastrale documenten dringend noodzakelijk was. Doch dit is een zware onderneming. In 1946 werden aan dit punt reeds drie buitengewone zittingen gewijd. Een der leden, Prof. dr. J. Lindemans, heeft toen het „knoei werk" belicht dat destijds door de „barbaren van het kadaster", vooral in Vlaamse gewesten, werd verricht. Ik hoop dat mijn Engelse collega's bij het aantekenen van de ruïneheuvels op een kaart van Palestina deugdelijker te werk zijn gegaan. Zij noteerden daarbij tevens de namen, die zij uit de mond van de omwonende Arabieren hadden gehoord (98). Scheys (99) wijst er op, dat de toponymie soms enige dienst kan bewijzen aan de landmeter-schatter bij het bepalen van de op- brengstwaarde, doch ook hij heeft geconstateerd, dat sommige plaatsnamen op de kadastrale kaarten niet op de juiste plaats zijn aangegeven, waardoor ze natuurlijk alle betekenis verliezen. Ook in Frankrijk worden de „lieux-dits" op de nieuwe kadastrale plans aangegeven (100) en zijn ze van grote waarde o.a. voor de streekgeschiedenis (101). 4. Nederland De wetenschappelijke toponymie in Nederland dateert van ongeveer het midden der vorige eeuw. (102) In 1852 verscheen het handboek der Middelnederlandse Geografie, naar de bronnen bewerkt door L. Ph. van den Bergh. Van dit werk verscheen in 1872 een tweede druk; in 1949 verzorgden twee bekwame toponymisten de derde druk, nl. A. A. Beekman en H. J. Moerman. (103) Intussen begonnen ook onze wetenschappelijke lichamen, zoals de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, zich voor de studie der Nederlandse plaatsnamen te interesseren. In 1885 werd het eerste tijdschrift op het gebied der toponymie uitgegeven nl. Nomina Geographica Neerlandica. Onder auspiciën van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap zijn thans 14 delen van bescheiden omvang verschenen. (104) Vooral na de tweede wereldoorlog is de belangstelling in Neder land ontwaakt. In 1948 werd de Amsterdamse Commissie voor Naamkunde als onderafdeling van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen opgericht. (105) In 1949 kwam het door de Fryske

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 26