297 Akademy ingestelde „Toponymysk Wurkforban" onder leiding van Prof. dr. J. H. Brouwer voor de eerste maal bijeen. Van 1949 af liet zij elk jaar een publikatie verschijnen, Fryske Plaknammen, waarvan in 1956 nr. VIII het licht zag. (106) Studies van Slicher van Bath (107) en Naarding (108) bevatten een rijk materiaal, waarvoor van vele zijden belangstelling werd getoond. Stelling X van de dissertatie van Naarding luidt: Van de studie van Schönfeld (109) was al spoedig een herdruk nodig. In 1945 en 1946 verschenen na de dood van de grote geleerde Dr. W. de Vries twee boeken. (110, m) De dialectgeografie deed de toponymie van koers veranderen. Maar ook kan men tegenwoordig geen naamkunde bedrijven zonder het werk van de bodemkundige. Edelman (112) deelt mede dat Oosting (zie (113) de wegbereider is geworden voor de moderne bodemkaartering van Nederland. De Stichting voor bodemkarte- ring volbrengt thans met een grote staf van medewerkers wat Oosting op eigen kracht heeft nagestreefd. O os tings conceptie was het bodemonderzoek op de brede basis van geologie, land schapsgeschiedenis, archeologie, volkskunde, landbouw en economie te plaatsen. De bodemkaartering werpt een nieuw licht op de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis van ons land en heeft tevens onvermoede mogelijkheden geschapen voor de toponymie. De meeste toponymische publikaties van Prof. Edelman en zijn medewerkers zijn opgenomen in de jaarlijks verschijnende uit gaven van de Stichting. (1x4) In haar dissertatie (115) wijdt Dr. Joh. C. Daan een uitvoerig hoofdstuk aan plaats- en veldnamen. Maar de beste boeken zijn die van Schönfeld (zie (14) en (22) Het verschijnen van derge lijke wetenschappelijke werken doet hopen, dat de grote achter stand die Nederland volgens Dr. Karsten (116) op toponymisch terrein heeft, zal verdwijnen. Dat er een achterstand bestaat, is ook te zien aan onze landmeet kundige litteratuur, want in tegenstelling met onze Duitse en Zwitserse collega's, die betrekkelijk veel over de samenhang tussen kadaster, ruilverkaveling en toponymie hebben geschreven, is mij geen Nederlandse landmeter bekend, die in het reeds meer dan 70 jaar oude Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde over de toponymie iets heeft geschreven. Door het ontstaan van het kadaster zijn vele veldnamen in onbruik geraakt en verdwenen. De oude handleiding voor de technische werkzaamheden van 1902 schreef nog voor, dat op het minuutplan de blokgrenzen (dat zijn de grenzen van de gedeelten die verschillende plaatselijke benaming dragen) met een oranje bies moesten worden aangegeven. (117) De h.t.w. van 1938 geeft hieromtrent geen aanwijzingen. (118) De spoedige vastlegging van de nog bestaande landnamen in Drente en elders is van groot belang voor de geschiedenis van de streek waarin ze voorkomen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 27