3°o Ik heb daar nimmer iets over gehoord. Waarschijnlijk tengevolge van de oorlogstoestand is deze zaak in het vergeetboek geraakt of was men enigszins achterdochtig, wat niet te verwonderen was. Immers in hetzelfde jaar schreef Schorta (130): In autoritar regierten Staaten ist die Ortsnamenkunde zu einer nationalen Wissenschaft erhoben worden, der die hochwichtige Aufgabe obliegt, die völkische, sprachliche und kulturelle Zugehörigkeit eines gewissen Landstriches zu diesem oder jenem Staate zu beweisen. Daar ik overtuigd was van het belang van de veldnamen, diende ik zeven jaar later, in 1950, voor een gecombineerde vergadering van landbouwkundige ingenieurs en landmeters met de Centrale Cultuurtechnische Commissie het volgende vraagpunt in: Zou het niet wenselijk zijn, in elke ruilverkaveling de bestaande veldnamen te verzamelen en deze over te dragen aan de Commissie voor Naamkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Het verheugde mij natuurlijk zeer, dat de Centrale Cultuurtech nische Commissie op 5 oktober 1950 een voorschrift uitvaardigde, dat als volgt luidde: De Centrale Cultuurtechnische Commissie heeft in haar j.l. gehouden vergadering besloten voor elke ruilverkaveling op een kaart, aangevende de oude toestand, zoveel mogelijk alle plaatselijke benamingen, veld namen, namen van wegen, enz. vast te leggen, daar deze voor de be studering van de wordingsgeschiedenis van het complex van zeer groot belang kunnen zijn. Deze kaart zal worden opgeborgen in het kaartenarchief van de Centrale Commissie en voor belangstellenden ter inzage zijn. Namens de Centrale Commissie verzoek ik U derhalve, voor elk ruil- verkavelingsblok, hetwelk in uitvoering is of komt, met behulp van de Plaatselijke Commissie, een dergelijke kaart te willen samenstellen en aan de Centrale Commissie toe te zenden. In 1953 vroeg de heer R. J. Benthem, landschapsconsulent van het Staatsbosbeheer, mij of ik ook kon nagaan waar de oude kerk van IJsselham had gestaan. De directeur van de Rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek had hier belangstelling voor. Groot was zijn verbazing toen ik hem mededeelde, dat ik die plaats al had gevonden. Wat was het geval Meestal tracht ik vóór of tijdens de uitvoering van de ruil verkaveling waarvan ik deskundige ben, de belangrijkste litte ratuur die over dat gebied bekend is, te lezen. Dit had ik ook nu gedaan (131) en zo wist ik dat de plaats van de kerk onbekend was. Bij de schatting van de percelen verzamel ik meestal de veld namen. De schatters wisten echter niet veel. Toen kwamen we aan een stuk land dat genoemd werd Torenakker, want volgens de overlevering zou op dit perceel een kerk hebben gestaan. Aan gezien mij bekend was, dat deze ca. 1810 was gesloopt, raadpleegde ik het minuutplan en ik had geluk. Op dit minuutperceel, dat later door het graven van een kanaal in tweeën was gesplitst, vond ik buiten de ruilverkaveling een aanduiding van een oud kerkhof. Een schop werd enige tijd later in de grond gestoken ter plaatse

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 30