Van Riessen (141) deelt mede:
Het bleek mij, dat dit K.B. niet in de handel was. Echter vond
ik de volgende uitvoerige beschouwing (142)
304
Inderdaad behoort het geven van straatnamen tot de regeling en
het bestuur van de huishouding der gemeente en zulks ongeacht aan
wie de wegen in eigendom toebehoren, mits deze voor het openbaar
verkeer zijn bestemd. Het verdient echter o.i. aanbeveling dat i.e.
tevoren met het polderbestuur overleg wordt gepleegd.
Het geven van namen aan wegen die in eigendom, beheer en onder
houd bij het waterschap zijn, kan worden geacht een aangelegenheid
te zijn, die behoort tot het huishoudelijk belang van het waterschap
(K.B. van 13 april 1955, nr. 39).
5. Vernietiging besluit polderbestuur tot het geven van namen aan
wegen en het geven van de bestemming tot openbare weg.
Het College van Hoofdingelanden van de polder ,,de Velserbroek"
nam op 25 oktober 1952 een tweeledig besluit nl.
ie. te bepalen, dat de in het kader van de ruilverkaveling „Velser
broek" nieuw aangelegde, op een gebruik hoofdzakelijk voor agrarische
doeleinden berekende, wegen in de polder „de Velserbroek", waarvan
de eigendom, het beheer en het onderhoud bij de polder berusten, een
aantal in het besluit vermelde namen zouden dragen;
2e. aan die wegen de bestemming te geven van openbare weg met
daarbij genoemde beperkingen.
Naar aanleiding van dit besluit hebben Gedeputeerde Staten van
Noordholland overwogen dat, voorzover daarbij namen worden ge
geven aan nieuw aangelegde wegen en de namen van de bestaande
wegen worden gewijzigd, de bevoegdheid op grond van art. 167 der
gemeentewet toekomt aan de Raad der gemeenten binnen welker
gebied de wegen zijn gelegen; voorts dat voor een besluit tot openbaar
verklaring van bedoelde wegen door het bestuur van het waterschap
geen plaats is, aangezien bij besluit van hun College (Gedeputeerde
Staten) van 8 november 1950 deze wegen reeds uitdrukkelijk als open
bare wegen in eigendom, beheer en onderhoud aan de polder „de Velser
broek" zijn toegewezen.
Op deze gronden verzochten Gedeputeerde Staten aan Dijkgraaf
en Heemraden van het waterschap te bevorderen, dat het besluit van
Hoofdingelanden zou worden ingetrokken. Deze bleken daartoe
niet bereid, omdat naar hun oordeel geen enkele weg op andere wijze
dan krachtens de wegenwet een openbare weg kan worden, tenzij in
een andere wet een bepaling zou voorkomen, krachtens welke aan het
bepaalde in de wegenwet geacht kon worden te zijn voldaan; zulk
een bepaling ontbrak met name in de Ruilverkavelingswet 1938. Wat
het geven van namen aan wegen betreft, was het polderbestuur van
oordeel, dat dit een aangelegenheid van privaatrechtelijke aard is en
dat het bestuur van de polder, evenals iedere particulier, die niet-open-
bare wegen in eigendom heeft, de bevoegdheid heeft aan die wegen
namen te geven, alvorens die tot openbare wegen te bestemmen.
Gedeputeerde Staten hebben daarop onder uitvoerige beschouwing
van de aangevoerde argumenten bij hun besluit van 27 januari 1954 het
besluit van het polderbestuur vernietigd, voorzover het het bestemmen
van wegen tot openbare weg betrof, wegens strijd met de wet en voor-
zoveel daarbij aan wegen namen werden gegeven, wegens strijd met de
inrichting van het waterschap.
Nadat Dijkgraaf en Heemraden bij uitvoerig beroepschrift tegen
dit besluit van Gedeputeerde Staten beroep hadden ingesteld bij de
Kroon, heeft deze bij besluit van 13 april 1955, nr. 39 het volgende
overwogen en beslist