310
dan die waar hij zijn opmetingen moest verrichten. Ik kan me voor
stellen dat hij vele namen heeft vernomen van zijn „kettingtrek
kers", die immers vroeger allen inheemse krachten waren. Hij
heeft dan niet altijd de betekenis van de namen verstaan, doch is
zo consciëntieus mogelijk te werk gegaan om te trachten deze
namen in zo goed mogelijke schrijftaal om te zetten. En daarmede
was vaak de foutieve naam ontstaan.
Een tweede reden zal geweest zijn dat hij zijn werk in akkoord-
loon moest verrichten. Indien hij deze arbeid zo goed mogelijk
wilde doen, zou hem dit veel te veel tijd kosten, die niet werd
betaald. En ik heb de indruk dat hij vaak het belang ook niet inzag.
Schol ze (57) heeft medegedeeld dat volgens het voorschrift
van 1855 °°k de afkomst van de namen diende te worden onder
zocht.
In de litteratuur treft men dan ook vele pogingen van landmeters
aan om namen te verklaren. Dit is wel te begrijpen, doch daarom
nog niet juist. Het verklaren van namen behoort tot de taak van de
taalkundigen en niet tot die van de landmeters.
Finsterwalder (58) heeft dit m.i. afdoende aangetoond.
Vele veldnamen zijn alleen in het dialect bekend. Slechts de
taalkundige, die door zijn studie het verband tussen dialect en
schrijftaal beheerst, is in staat de namen in de schrijftaal over te
brengen. Dit is geen taak voor de landmeter. Dat hij door een
langdurig verblijf in een bepaalde ruilverkaveling het daar gespro
ken dialect wel verstaat is niet voldoende. Daarvoor is meer
nodig.
Alleen hij, die de geschiedenis van de taal heeft bestudeerd,
kan de afstamming van de namen verklaren. Doch vaak genoeg
zal het blijken dat ook hij hiertoe niet in staat is en de betekenis
van de naam blijft voorlopig een raadsel.
De juiste redactie van de veldnamen kan slechts worden vast
gesteld door de wetenschappelijke verenigingen die op het gebied
van de „Flurnamenforschung" werkzaam zijn. Dit is de enig
juiste, wetenschappelijk verantwoorde werkwijze.
In Beieren bewandelt men dan ook deze weg en worden de
namen na „Prüfung" weer op de plans gebracht en in de registers
ingeschreven.
Voor de Zwitsers is het geen vraag of de namen op de kadastrale
kaarten behoren te worden vermeld. Maar over de schrijfwijze
is twintig jaar lang een harde strijd gestreden, die is geëindigd met
een overwinning van de taalkundigen. Doordat deze betrekkelijk
kort geleden tot stand is gekomen, bevatten de Zwitserse plans
en kaarten geen eenheid van spelling. Volgens Prof. Imhof (91)
zullen zij eens moeten worden herzien.
In België is thans een commissie onder leiding van de groot
meester in de toponymie, Prof. dr. H. J. van de Wijer, bezig de
namen op de topografische kaarten te zuiveren. In Nederland zal
dit ook eenmaal dienen te geschieden.