346 De meridiaankijker blijft te allen tijde een instrument met beperkte mogelijkheden en van reserve-instrumenten was nog geen sprake. In de jaren van deze voorbereidingsperiode (van 1950 tot 1955) waren er in het buitenland echter twee bijzonder interessante instrumenten ontwikkeldde maancamera van Markowitz en het prisma-astrolabium van Danjon. Met de prototypen hiervan waren al zulke verbluffend goede resultaten bereikt, dat het voor de hand lag, het Nederlandse station van deze toestellen te gaan voorzien. De kleine kwartsklok zou in dit gezelschap wat te veel uit de toon vallen en zou vervangen moeten worden door een drietal grotere en nauwkeuriger exemplaren. Met het doel voor ogen, het Nederlandse station van deze moderne instrumenten te voorzien, werd een kostenbegroting opgemaakt, waarbij gerekend was op het aanstellen van twee waarnemers. Om tot de keuze van een geschikte plaats voor het station op Curasao te kunnen komen, was betere kennis van de plaatselijke omstandigheden aldaar zeer noodzakelijk. Er werd dus ook een post op de begroting gezet voor een speciale verkenningsreis. Voor de financiering lag het voor de hand, gezien het karakter van deze kostbare wetenschappelijke onderneming, een verzoek tot subsidieverlening te richten aan de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (kortweg ZWO) te Den Haag. Tot nog toe waren de voorbereidingen voor het grootste gedeelte van informatief karakter geweest. In december 1955 kwam hierin verandering toen ZWO zich bereid verklaarde de vestiging van het tijdelijke astrostation te willen steunen door een belangrijke subsidie te verlenen. Ook de T.H. in Delft gaf belangrijke steun, o.a. door het in dienst nemen van twee geodetisch-ingenieurs, Ir. A. C. Scheepmaker en de spreker, voor de periode januari 1956 tot aan het einde van het Internationale Geofysische J aar. Dank zij deze steunverleningen kon worden overgegaan tot bestellingen van het nog niet aanwezige instrumentarium, terwijl in diezelfde maand, december 1955, de spreker een verkenningsreis naar Cura$ao kon maken. Behalve de vele voordelen die de keuze op Cura£ao hadden doen vallen, bestonden er enkele vermeende bezwaren, die tijdens de verkenningsreis grondig moesten worden onderzocht. Deze be zwaren lagen op het gebied van het klimaat (vochtigheidsgraad van de lucht, zoutaanslag op de instrumenten, bewolkingsgraad gedurende de nacht) en op het gebied van bodemtrillingen. De klimaatsomstandigheden vielen mee. Uit gesprekken met deskun digen kwam zeer duidelijk naar voren, dat de vochtigheidsgraad en de zoutaanslag zelfs de gevoeligste elektronische instrumenten op Curasao niet beïnvloeden, mits men air-conditioning toepast. Het tegen de tropen bestand maken van de instrumenten is dan niet noodzakelijk. Wat de bodemtrillingen betreft, deze zouden worden veroorzaakt door de enorme branding die op de noordkust van het eiland staat.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1957 | | pagina 12