340
b.v. de glaciologie, d.w.z. de metingen van gletsjers en andere
ijsvoorkomens, waarvan de veranderingen op langzame klimaats
veranderingen wijzen. Dat deze voorkomen weten wij uit tal van
feiten. Zo weten wij b.v., dat in de Romeinse tijd Walcheren hoger
boven de zee lag dan thans, d.w.z. dat er toen veel zeewater in de
vorm van ijs gebonden moet zijn geweest. Tegen het jaar iooo
moeten echter de gletsjers, tenminste op het noordelijk halfrond,
sterk teruggetrokken zijn geweest, want toen hebben de Noren
zich tot op hoge breedte op Groenland kunnen vestigen. In de
latere Middeleeuwen zijn deze vestigingen echter meer en meer in
moeilijkheden gekomen en tegen 1500 moeten de gletsjers een zeer
grote uitbreiding gehad hebben. Thans trekken de gletsjers weer
overal op het noordelijk halfrond terug en komen op Groenland
de resten van de oude Noorse nederzettingen weer voor de dag.
Zo weten wij dus, dat er perioden zijn geweest; het is van de
grootste betekenis voor het begrip hiervan om te weten hoe het
met deze perioden in het zuidelijk halfrond staat. Op Antarctica
zullen hiervoor belangrijke waarnemingen kunnen worden gedaan.
Ten slotte zullen ook waarnemingen geschieden die niet in het
bijzonder op het Geofysische Jaar betrekking hebben, doch waarbij
men gebruik maakt van het feit, dat thans op tal van punten
die moeilijk bereikbaar zijn, wetenschappelijke onderzoekers aan
wezig zullen zijn. Men zal b.v. op Antarctica zwaartekracht
metingen verrichten.
Voor het Internationale Geophysische Jaar is een internationaal
comité gevormd, nl. het C.S.A.G.I. d.w.z. het Comité Spécial
Année Géophysique Internationale. Hierbij zijn betrokken de
Union Géodésique et Géophysique Internationale, de World
Meteorological Organisation, de Union Radio Scientilique Inter
nationale en de Union Astronomique Internationale. Veertig
landen nemen aan het Geofysische Jaar deel, waaronder ook de
Sovjet-Unie; in totaal zullen ongeveer 1000 stations worden bezet,
waaronder vele in Antarctica.
Dit mag een indruk geven van de grootse onderneming, die
thans in voorbereiding is. In Nederland heeft zich een comité
gevormd van vertegenwoordigers van het K.N.M.I., van de P.T.T.
en van de geofysici der Universiteiten. Het materiaal dat verkregen
wordt zal in de wereldcentra verzameld worden; voor het geo-
magnetisme b.v. in Kopenhagen, Washington, Moskou en Mel
bourne.
Ik ga thans over tot het behandelen van de voor de verschillende
gebieden van onderzoek opgestelde programma's.
Voor het meteorologisch programma, dat het onderzoek van
de hogere luchtlagen betreft, d.w.z. van de troposfeer en de stra
tosfeer, zullen op speciale werelddagen vier radiosonde-opstijgingen
per dag plaatsvinden. De radiosonde is een door een ballonnetje
meegevoerd klein instrument, dat de luchtdruk, de temperatuur
en de vochtigheid van de omringende lucht registreert en deze