dat deze kortperiodieke schommelingen van de grootte van enkele honderdsten Torr tegelijkertijd in fase zijn op twee plaatsen die enkele kilometers uiteen liggen. Deze kortperiodieke schomme lingen, die vaak door windvlagen veroorzaakt worden, trekken met onregelmatige intervallen en met onregelmatige snelheden over het het terrein en zijn ongrijpbaar voor simultane registratiemethoden op het stand- en veldstation. De fouten die ontstaan ten gevolge van deze onregelmatigheden in het verloop van de luchtdruk worden als waarnemingsfouten behandeld. Of anders gezegdmen beschouwt verwaarloosde atmosfeerveranderingen als waarnemingsfouten. Dit blijkt althans uit de wijze waarop men, zowel in de theorie uit de handboeken als in de praktijk van het meten, de waarnemingen vereffent en standaardafwijkingen berekent. Er is echter, voor zover aan de schrijver bekend is, nog nooit onderzocht of deze „fouten" wel een toevallig karakter dragen, m.a.w. wij weten niet of we de kortperiodieke schommelingen van de luchtdruk ten opzichte van een eenparige luchtdrukverandering wel als nor maal verdeelde grootheden mogen beschouwen. Hiermee is ook de wijze van vereffening van een barometrische hoogtemeting nauw verbonden. Een onderzoek naar de juistheid volgens de waarnemingsrekening van de tot op heden gangbare berekeningsmethoden is, voor zover aan de schrijver bekend, nog niet ingesteld. Hier ligt naar onze mening dan ook de kern van de vraag: „wat kan barometrische hoogtemeting presteren?" Als deze vraag dan nog uitgebreid wordt met „onder gebruik making van de moderne microbarometer", kan de auteur die deze vraag te behandelen krijgt, gemakkelijk op een dwaalspoor worden gebracht. Nu heeft men in München een kwikbarometer als standbarometer gebruikt. Een aneroïde van het systeem Paulin zou gemakkelijker af te lezen geweest zijn. Maar dat het opstellen van een micro- barograaf hier van nut geweest zou zijn, geloven wij niet. Over de toepassing van de microbarograaf van Askania op een standstation wordt eveneens van Duitse zijde (4) gerapporteerd. Het betreft een proef waarbij maar liefst drie microbarometers van Askania plus een „Paulin", plus een „Thommen", driemaal over een 8 km lang gewaterpast traject zijn gevoerd. Voor de drie Askania's bedroegen de standaardafwijkingen in de gemiddelde n 3) hoogtebepaling alle drie ongeveer 0,70 m, voor de Thommen 2,00 m en voor de Paulin 2,30 m. In de jaren 1952-1955 zijn door het Laboratorium voor Geodesie te Delft ook proefmetingen in het terrein uitgevoerd. De resultaten hiervan laten zich als volgt samenvatten. Langs een 17 km lang tracé met hoogteverschillen van ongeveer 60 meter werd de hoogte bepaald van een vijftal N.A.P.-verken- merken, met behulp van twee Askania microbarometers. Er werd gemeten volgens de methode van de springstations en volgens die |i8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 20