25
Gelet op de betekenis van het kadaster zal het hem niet veel
meer kunnen geven dan de grenzen die het uit hoofde van zijn
functie registreert, de kaartlijntjes. Doch hij verwacht meer en de
kadasterambtenaar tracht hem niet teleur te stellen. Bestaat er
veldwerk van de gevraagde grens, dan kan hij inderdaad iets meer
bieden. Want schrijft niet de op de wet berustende I.K. voor
(art. 52), dat in geval van inmeting en vastlegging van nieuwe
of gewijzigde grenzen van eigendom of enig ander zakelijk recht de
belanghebbende, na daartoe te zijn uitgenodigd, in de gelegenheid
moet worden gesteld de ligging van de grenzen der betrokken
percelen aan te wijzen of namens hem te doen aanwijzen. En zegt
niet art. 54 dat, zolang geen behoorlijke afpaling of aanwijzing
heeft plaats gehad, de meting wordt uitgesteld. Met deze bepaling
en met art. 53 kan men de betrokkene weliswaar niet dwingen,
doch wel is het mogelijk een zekere druk op hem uit te oefenen,
zodat in de meeste gevallen de landmeter in staat is vast te stellen
wat de nieuwe grens zal zijn. En aangezien datgene wat de be
langhebbenden als eigendomsgrenzen aanwijzen meestal ook wel de
eigendomsgrens is, zal de landmeter ook die grenzen kunnen vast
leggen en later weer kunnen uitzetten.
Met opzet heb ik dit alles wat simplistisch voorgesteld en me
onthouden van de nieuwe H.T.W.-terminologie en van het weer
geven van verwikkelingen.
Ik wil thans iets zeggen over het eigenlijke onderwerp van deze
dag.
Hierboven zei ik reeds dat de H.T.W. in de eerste plaats is samen
gesteld met het oog op de technische werkzaamheden van het
kadaster en dat daardoor onvermijdelijk het werk de invloed moest
ondergaan van de juridische en administratieve regels die aan het
kadaster ten grondslag liggen.
Reeds de eerste regels van de Inleiding wijzen in die richting.
Wordt daar niet gezegd, dat de werkzaamheden van de landmeet
kundige dienst van het kadaster in twee delen verdeeld kunnen
worden, nl. een juridisch-administratief deel en een technisch-
mathematisch deel, die tezamen één geheel vormen, terwijl de
overgang van het ene naar het andere deel niet scherp is. Hiermede
wordt de feitelijke toestand weergegeven, al ware het misschien
juister geweest indien het tweede deel voorop was gezet. Het kan
niet ontkend worden, dat bij de uitvoering van zijn functie, de
techniek voor de landmeter de hoofdschotel van zijn werkzaam
heden vormt. Weliswaar bestaan er voor hem voorschriften, die
hij in acht moet nemen, zijn hem ook enkele administratieve
handelingen opgedragen en neemt hij soms beslissingen die min
of meer op juridisch terrein liggen, maar zijn voornaamste taak is
toch meten.
Had men instede van de woorden ,,de L.D. van het Kadaster"
de woorden ,,het kadaster" gebruikt, dan was de werkelijkheid
dichter benaderd geweest. Hoe het zij, mijn bezwaar tegen de