handleiding gaat uit van de heersende mening, dat een grens nu
eenmaal moet worden aangeduid door terreindetails, welke deze
ook zijn en ook van de gedachte, dat de waarde van de grond hierbij
een grote rol speelt. Ook wordt nog altijd het standpunt ingenomen,
dat men in de eerste plaats heeft rekening te houden met de ver
langens en de handelingen van de rechthebbende. Allemaal uit
vloeisels van het streven om te trachten van het kadaster zoveel
mogelijk een eigendomskadaster te maken. Deze opvattingen
hebben ook geleid tot de uitspraak, dat het voor het kadaster van
primair belang is, dat een eenmaal opgemeten kadastrale grens later
met voldoende nauwkeurigheid op het terrein kan worden ge
realiseerd. Dat grote belang dat het kadaster als zodanig hierbij
zou hebben, kan ik niet inzien. Niet het kadaster heeft er belang bij,
doch de zakelijk-rechthebbenden, die in de mening verkeren, dat
kadastrale grens en rechtsgrens (om dit minder fraaie woord eens te
gebruiken) identiek zijn. De vraag is nu: moet het kadaster de
toepassing van zijn techniek laten afhangen van min of meer wille
keurige factoren, factoren, die in het in de handleiding ontwikkelde
systeem afhankelijk zijn van de wil van die zakelijk-rechtheb
benden Doet men daarmee die techniek voldoende recht weder
varen
Ik ben ervan overtuigd, dat bij de samenstellers de beste
bedoelingen hebben voorgezeten en dat zij getracht hebben een
systeem op te bouwen, dat zoveel mogelijk aansluit bij de praktijk
en tevens erop gericht is zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de
wensen van allen die belang hebben bij een kadaster dat twee
meesters kan dienen, de overheid maar ook alle rechthebbenden
op de grond. Zij hebben dit resultaat trachten te bereiken door
een analysering van het technische proces en een vervolmaking
van de mathematische regels die dit proces beheersen. Mijn vraag
is of op die wijze het verlangde resultaat inderdaad verkregen
wordt. Zal zulks de wetgever (de jurist) er niet van weerhouden
zijn plicht te doen en voor alles het kadaster een hechte wettelijke
grondslag te geven Ik haal hierbij de woorden van Prof. mr. C. H.
F. Polak aan uit zijn voordracht over grensrecht, gehouden op
het N.L.F.congres 1954 (T.v.K. en L. 1954 blz. 281 en 282)„Voorts
is deze stof bijzonder moeilijk en heeft zij een technisch en ten dele
ook een administratief aspect, waardoor ook juristen er niet goed
raad mee weten. Slechts weinigen buiten Uw kring hebben boven
dien het gevoel, dat het hier gaat om een urgent probleem. U hebt
ondanks de vele aandacht die U aan deze vragen wijdt, zelf daaraan
in zoverre schuld, dat U zo voortreffelijk met de gebrekkige regeling
van thans weet te werken, dat de gebreken daarvan niet voelbaar
worden. Liep het maar eens falikant mis, dan zou de kans op ver
betering wel groter worden".
Het ongeluk wil, dat die gebreken gevoeld worden door degene
die met de regeling dagelijks in contact komt, door de landmeter
en door de bewaarder. De oorzaak schuilt in het feit, dat de wet-
30