mogelijk moeten houden aan de regels die daar gelden en we niet moeten trachten door hineininterpretieren nieuwe voorschriften te scheppen. We leven in een land waar zo langzamerhand alles geregeld is, tot de prijs van ons kopje koffie. Waarom is men wat het kadaster betreft niet een stap verder gegaan en waarom laat men de eigenaar zo vrij en de landmeter in de steek Waarom is men er nooit toe gekomen wat uitgebreider ambtelijke voor schriften te geven? Naar mijn mening was het zeker doenlijk geweest, zij het via een omweg van interne instructies (die dan nog altijd op de wet gebaseerd konden zijn en bovendien zouden kunnen uitgaan van de Minister), de gevolgen van de onverschilligheid van de grondeigenaar m.b.t. zijn grenzen (zowel wat het aanwijzen als het bewaren betreft) wat te beperken en gelijktijdig de land meter van indicaties te voorzien, die hem houvast geven bij de uitoefening van zijn taak. Wat is het dat de dienstleiding daarvan heeft weerhouden Is het de angst de landmeter te zullen be knotten in zijn zo hooggeprezen vrijheid Ik ben er van overtuigd, dat 90% van de landmeters het zou toejuichen indien hun taak strikter zou worden afgebakend. Ook uit een algemeen organi satorisch en economisch gezichtspunt zou een strengere uitstippeling van de gedragslijn van de „opnemer", het brengen van meer eenheid in de methode, aanbeveling verdienen; pas dan zou het mogelijk zijn het grootste deel van het werk aan middelbaar en zelfs lager personeel over te laten. Wat meer ordening, zij het slechts van ambtelijke zijde, op het gebied van het grondbezit, zou zeker aanbeveling verdienen. Het juridisch-administratief aspect van de onderhavige Handleiding is in zekere zin een weergave van de verwarring die er op dit gebied bestaat. Allerlei meningen (waaronder de mijne) heersen nog en niemand weet waar hij aan toe is. Men doet het wel eens voorkomen, dat in het kadaster sprake is van een botsing van wet en techniek. Dit is niet juist, er is een botsing in de hoofden van hen die beide moeten toepassen, omdat deze twee elementen niet op hetzelfde niveau liggen. Ik ben aan het einde gekomen van mijn verhaal. Ik ben er mij van bewust, dat ik wel zeer onvolledig ben geweest. De materie is echter zo uitgebreid en vele onderdelen staan mij, in zekere zin een buitenstaander, nog te vaag voor de geest, dan dat ik in staat geweest zou zijn hier een goed sluitend wetenschappelijk betoog te houden. Daartoe weet ik nog net iets te weinig van de geheimenissen van het Nederlandse kadaster af. Ik ben wel tot de conclusie gekomen, dat voor een werkelijk grondige studie van het onderwerp een langere tijd van voorbereiding nodig is dan ik tot mijn beschikking had. Niettemin spreek ik de hoop uit, dat ik toch iets heb bijgedragen om tot een beter inzicht te geraken omtrent de noden van het kadaster. 36

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 38