43 Het bovenstaande geldt onder aanname van minimumperceels- afmetingen van 200 x 30 m, hetgeen niet op wetenschappelijke argumenten rust. Wie een ander uitgangspunt neemt, zal tot andere conclusies komen. Het grasland. Nu moet er nog de aandacht op worden gevestigd, dat deze beschouwingen alleen gelden voor het bouwlandgedeelte van het bedrijf. Wanneer men bij een gemengd bedrijf al het land in één kavel toedeelt, moeten de afmetingen van die kavel zo worden, dat het bouwland er ingepast kan worden op een plaats, waar het bodemtype geschikt is voor gebruik als bouwland. Aan de afmetingen van de graslandkavel worden minder hoge eisen gesteld. Tot voor kort moesten we er rekening mee houden, dat het grasland zo moet worden ingedeeld, dat het jongvee en de melk koeien steeds onafhankelijk van elkaar bij een drinkplaats kunnen komen. Dat stelde eisen aan de afmetingen van de graslandkavel en de ligging van de drinkplaatsen. Nu gebleken is, dat de auto matische weidepompjes in de praktijk goed voldoen, is het daarmee mogelijk bijna overal in streken waar water in de sloten staat goed drinkwater voor het vee beschikbaar te hebben. Hoewel men op grasland bij het maaien en inkuilen en de hooi bouw ook machinaal moet kunnen werken, zijn de afmetingen van een perceel grasland van minder belang dan die van het bouwland. In principe moet men dus alle onregelmatigheden van de kavel in het grasland trachten op te vangen. Te scherpe hoeken in een perceel grasland moet men trachten te vermijden, omdat de koeien elkaar daar in een hoek kunnen drijven. Het is geen overwegend bezwaar, wanneer het bouwland alleen over het grasland bereikbaar is. Omgekeerd moet men het gras land niet zo maken, dat men het vee over het bouwland moet leiden om het te verweiden. Men wil de lengte-afmeting van een totale kavel steeds zo groot mogelijk maken, om op die wijze op wegenaanleg te kunnen be zuinigen. In zuivere akkerbouwgebieden zal men daarmee bij grote bedrijven zeer ver kunnen gaan. Wanneer we als eis stellen aan de percelen, dat ze in de be werkingsrichting ten minste 200 m lang moeten zijn, dan kunnen we iedere kavel die breder is dan 200 m overdwars bewerken. In onze grafiek (figuur 2) is dat het gehele gebied tussen de lijnen b 200 en b l. Deze indeling van de kavel is in de IJ-ssel- meerpolders op grote schaal toegepast. Bij een bedrijf van 12 ha zou de kavel 600 m diep kunnen zijn. Bij wat kleinere bedrijven geven wij de voorkeur aan een in deling in zes percelen. De breedte wordt dan bij ons uitgangspunt ten minste 180 m. Bij een kavellengte van 400 m en 7,20 ha bouw land krijgen we percelen van 400 x 30 m. Op kleine akker bouwbedrijven is een kavellengte van 300 tot 400 m minder gewenst 200 tot 300 m heeft de voorkeur. Hierbij

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 45