5 c. Het volume lucht waardoor men zich tijdens de barometrische hoogtemeting over grote afstanden verplaatst, is niet homogeen, doch bestaat uit talrijke zich voortdurend wijzigende lokale verdunningen en verdichtingen, convectiestromen en tempera- tuurinversies. Het is niet mogelijk deze microstructuur van „het weer" in waarnemingen vast te leggen.. Door de noodzakelijkheid gedwongen heeft de mens, meer door ervaring dan door theoretische afleiding, methoden ontwikkeld, die een enigszins betrouwbare hoogtebepaling mogelijk maken. Wij laten hieronder enkele korte uiteenzettingen van de meest bekende methoden volgen. Methoden De éénbasismethode Hierbij wordt één barometer op het zgn. standstation gedurende de meting continu afgelezen. Een tweede barometer wordt ver- plaatst langs de terreinpunten waarvan men de hoogte ten opzichte van het standstation wenst te bepalen. De tweebasissen- of interpolatiemethode Op het hoogste en het laagste punt van een terrein richt men twee standstations op, waarvan de hoogten reeds bekend dienen te zijn. Een derde barometer bezoekt de punten in het terrein, de zgn. veldstations, die in hoogte bepaald dienen te worden. Continue en gelijktijdige aflezing van de twee standbarometers geeft de mogelijkheid om door middel van interpolatie met de V'O' formule VO BO 7 de hoogteverschillen tussen de veld ts U stations en het onderste standstation te vinden. Eén basis 6 B 5 B U B 3 B 2 B 1 AB A A A A A A AB h 9.00 9.30 lO.OO 10.30 11.00 11.30 12.00 12.30 Fig. i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 7