72
i. Grundlegende Definitionen und Voraussetzungen.
2. Die astronomisch-geodatischen Verfahren zur Ableitung
bestanschliessender Ellipsoide (Gradmessungs- und Fla-
chenmethode und Methode der Partialsysteme)
3. Kritik der bestanschliessenden Ellipsoide und der geome-
trischen Definition des mittleren Erdellipsoides.
4. Die Definition des Normalsparoides der Erde.
5. Die empirischen Formeln fiir die theoretische Schwere.
6. Die Versuche zur astronomisch-geodatischen Bestimmung
des mittleren Erdellipsoides.
7. Die Nachteile der iiblichen Schwerereduktionen.
8. Die modifizierte oder wahre Freiluftreduktion.
9. Die Erhebungen N des Freiluftgeoides iiber das zugehörige
Niveauspharoid t/4.
10. Die gravimetrische Bestimmung der Abplattung des
mittleren Erdellipsoides.
11. Gravimetrische und absolute Lotabweichungen.
12. Die absolute Lotabweichungsausgleichung.
13. Abschliessender Vergleich.
De behandeling van de stof is helder en overzichtelijk. Dit heeft
het grote voordeel dat kritische lezing mogelijk is. Bijzonder ge
slaagd is de zorgvuldige en uitgebreide verwijzing naar de littera
tuur.
Het ogenschijnlijk zo overzichtelijke betoog van de schrijver
heeft mijzelf voor vele vraagpunten gesteld. Zelf vermijd ik altijd
te spreken van het fysische gedeelte van het probleem als tegen
stelling tot het geometrische gedeelte. Liever spreek ik van het
potentiaal-theoretische gedeelte, omdat men dan beter beseft nog
steeds met een deel van het algehele wiskundige model te maken
te hebben. Begrippen als „wirkliche Lotrichtung", „die eindeutige
Lage des mittleren Erdellipsoids", „naturtreues Netz", „trans
lative und projektive Methode", „Methode der Partialsyterne",
„Minimumprojektion", „die wahre Freiluftreduktion", kunnen
dan een veel beperktere, zo niet andere betekenis hebben dan de
schrijver stelt.
De publikatie maakt het niet mogelijk te oordelen in hoeverre
het door de schrijver gebruikte wiskundig model een gesloten
model is; daarvoor is gezien de beperkte omvang de behandeling
te incidenteel. Ik twijfel aan deze geslotenheid en wel op grond
van een aantal uitspraken en conclusies van de schrijver zelf. Zo
meen ik opgemerkt te hebben, dat tweemaal beschikt is over de
vrijheidsgraad van het volume van de referentie-ellipsoïde, terwijl
enkele onafhankelijke controles mij bepaaldelijk als afhankelijk
voorkomen. Daar staat echter tegenover dat vele paragrafen een
uitnemende behandeling van de stof geven. Wil men zich in deze
materie verdiepen, dan kan deze publikatie zeer goed als uit
gangspunt dienen. W. Baarda