78 schaft für Photogrammetrie" en de „Schweizerischer Verein für Vermessungswesen und Kulturtechnik" op 22 en 23 maart 1957 te Zürich, die ik namens het Nederlandse Kadaster kon bijwonen, had o.mals onderwerp,Fotogrammetrie, toegepast bij het kadaster' Dr. Harry, Eidg. Vermessungsdirektor uit Bern, gaf onder de titel „Die Leistungsfahigkeit der Katasterphotogrammetrie" een overzicht over de resultaten van de internationale proefmetingen Oberriet. Het proefgebied had een oppervlakte van i| X i| km2, waarin 620 grenspunten, alle verzekerd door granieten stenen, op verschillende manieren waren gesignaliseerd. Bij deze groep kwamen in vergelijking met vroegere soortgelijke proeven niet veel nieuwe gezichtspunten naar voren. Naar Nederlandse maatstaven gemeten was de met de fotogrammetrische meetmethode bereikte nauw keurigheid te groot. Naar Zwitserse maatstaven gemeten was zij ruim voldoende. Als belangrijke opmerking mocht worden gehoord, dat de toleransen die thans als maatstaf gelden, ook maar door mensen zijn opgesteld. Gelukkig biedt de Zwitserse Instructie de mogelijk heid de toleransen met een „wat ruim geweten" toe te passen als de resultaten minder fraai zijn dan in Oberriet. Het is immers zeer de vraag hoe de toleransen zouden luiden, als de fotogramme trische meetmethode als eerste zou hebben bestaan. De voordracht van Dr. Harry droeg nog een propagandistisch karakter. Het viel mij eigenlijk nogal tegen dat dit blijkbaar nog nodig is in een land als Zwitserland, waar de fotogrammetrie reeds jaren, ook ten behoeve van het kadaster, wordt toegepast. Alhoewel ik daarover geen duidelijke inlichtingen heb kunnen krijgen, acht ik het niet uitgesloten, dat gebrek aan middelen die het mogelijk maken zelf het fotogrammetrisch uitwerkingsinstru mentarium aan te schaffen, een aantal Zwitserse landmeters op zijn minst wat afzijdig doet staan van de fotogrammetrie. In het algemeen is men echter van mening dat binnen enkele jaren de toepassing van de fotogrammetrie ten behoeve van het kadaster een normale gang van zaken zal worden en niet slechts op grond van de technische mogelijkheden, maar vooral vanwege de economie. Zo is het ookpast men de fotogrammetrische meetmethode toe in daarvoor geschikt gebied, dan bereikt men financiële voordelen. Deze voordelen worden groter naarmate men deze methode meer inschakelt. De vraag of voor kaartering op grote schaal de convergente opnamen dan wel de verticale opnamen in de eerste plaats in aan merking moeten komen, is in het geheel niet aan de orde geweest. Na alles wat over dit onderwerp de laatste jaren, ook van Zwitserse zijde, is geschreven en gezegd, deed dit wel merkwaardig aan. Waarschijnlijk was toen echter de kentering al ingetreden. Misschien zelfs was Wild reeds bezig zijn autograaf in te richten voor de uit werking van convergente opnamen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 28