VERSCHILLENDE ONDERWERPEN
Prof. dr. ir. L. KOSTEN,
Mens en automaat
Bij mijn ambtsaanvaarding als gewoon hoogleraar aan deze
hogeschool zij het mij vergund, uw aandacht te vragen voor enige
beschouwingen over de automatisering en de gevolgen hiervan voor
individu en samenleving. Steeds veelvuldiger verschijnen boeken
en persartikelen over de „tweede industriële revolutie", „elektroni
sche breinen", „robots" en dergelijke, door welke publikaties ook
de bewust levende leek zich is gaan realiseren dat hier een belang
rijke ontwikkeling gaande is, die niet zal nalaten haar stempel op
ons gehele wereldbeeld te drukken.
Automatisering is een reeds eeuwenoud begrip. In de geschiedenis
er van is echter het tijdvak van de laatste 10 a 15 jaar gekenmerkt
door een bijzonder snelle vooruitgang, die alle verschijnselen van
een revolutie vertoont. De stoot tot deze nieuwe ontwikkeling is
gegeven op het gebied van de mechanische hulpmiddelen der
wiskunde. Deze hulpmiddelen kunnen worden verdeeld in twee
categorieën, n.l. die der digitale en die der analogie-middelen.
De groep der digitale hulpmiddelen maakt gebruik van de voor
stelling van natuurlijke getallen door een aftelling. Het bekendste
voorbeeld is het aftellen op de vingers, casu quo op vingers en tenen.
Hieraan danken deze hulpmiddelen ook hun naam: het Latijnse
„digitus" betekent vinger. Ook het telraam is een bekend voorbeeld
in deze groep. Door gebruik van talstelsels en het positionele cijfer
schrift is de voorstelling van getallen door aftelling een belangrijke
stap verder gekomen. Ook in de gewone tel- en rekenmachines
van het bureautype vindt men de aftelbare elementen terug en
wel in de tanden van de cijferwieltjes. Gewoonlijk hebben deze
wieltjes tien tanden, behalve natuurlijk in sommige achtergebleven
gebieden met niet-decimaal maat- en muntstelsel. Kenmerkend
voor de digitale hulpmiddelen is het zwart-wit karakteruitkomsten
zijn óf goed maar dan ook geheel óf fout.
Bij de groep der analogiemiddelen worden getallen voorgesteld
door de waarden van bepaalde fysische grootheden als lengten
van voorwerpen, stromen, spanningen en dergelijke. Bepaalde
fysische relaties tussen deze grootheden treden dan als analogieën
in de plaats van bepaalde rekenkundige of analytische betrekkingen
tussen de door de grootheden voorgestelde getallen. Daar de nume
rieke waarden van fysische grootheden altijd maar tot op zekere
8i
hoogleraar aan de Technische hogeschool te Delft:
Rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van gewoon hoogleraar
in de zuivere en toegepaste wiskunde en de mechanica aan de Technische
hogeschool te Delft op 26 september 1956.