alvorens met de consumptie van de brei te beginnen. De verhouding tussen programmeur en rekenmachine is meestal van dien aard, dat de eerste al dra begint de machine eigenschappen van een levend wezen toe te kennen. Hier is iets aanwezig van de Angel saksische liefde voor jachthonden en renpaarden. Bij jacht en wedrennen domineert het spelelement. Bij de meeste programmeurs is in hun werk ook een spelelement aanwezig, op dezelfde wijze als dit het geval is bij hersensporten. De leider van een wiskundige afdeling dient terdege rekening te houden met de boven geschetste verhouding tussen mens en machine. De programmeur zal b.v. trachten zoveel mogelijk werk af te schuiven op de van huis uit zo vlijtige machine, die als slaaf voor hem werkt. Echter is de tijd van de machine, afhankelijk van haar grootte, io tot iooo malen duurder dan die van de programmeur. Hier dient dus te worden gezorgd, dat de programmeur met dit afschuifsysteem het economisch optimum niet voorbijstreeft. Anderzijds moet er ook tegen gewaakt worden het werk van bovenaf dood te organiseren. Iets van het spelelement moet gehandhaafd blijven. Onder alle omstandigheden moet de mens zich de meester van de machine blijven voelen en niet haar collega of ondergeschikte. Het is dan ook volkomen verantwoord, de programmeur de vrijheid te laten, af en toe een schijnbaar onnut doel met de machine na te jagen, zoals de machine te leren schaakspelen of het bedrijven van getallentheorie. De ontwikkeling der digitale machines heeft die der analogie apparaten ten dele overvleugeld. Alhoewel ook de laatste geprofi teerd hebben van „elektronificatie", is het toch meer en meer normaal, dat zij een digitaal „binnenwerk" krijgen. Door toepassing van „analogue to digital" en „digital to analogue" om vormers wordt dan een analogiesysteem verkregen dat zoveel mogelijk de voordelen van beide categorieën in zich verenigt. Het begrip „automaat" heeft langzamerhand een andere betekenis gekregen. Het eerst vindt men het woord in de zestiende eeuw om er mekanieken mee aan te duiden, welke volgens een vast schema een eenvoudige handeling van levende wezens nabootsen, zoals zich voortbewegen, in de stijl van uit metalen kubussen, kegels en bolsegmenten opgebouwde robots. Zo zegt Rabelais in het boek Gargantua: „lis bastissoient plusieurs petitz engins automates c'est a dire soy mouvans eulx mesmes." Hierbij kan aan Kadaver- diziplin gedacht worden. Tegenwoordig denken we bij een automaat eerder aan een met zeker overleg te werk gaan, het niet volgen van een vast patroon, de denkmachine. Nu betekent het Griekse adjectief automatos J) „wat zelf denkt", „wat eigener beweging handelt". In matos zit de indogermaanse wortel men, die op de activiteit van de menselijke 8g E. Boisacq, Dictionnaire étymologique de la langue grecque.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 39