ii3 zonder een paar getallen te noemen. Kadastraal toegepast werden 114.000 ha, in behandeling zijn 200.000 ha. Ben ik wel ingelicht dan is aangevraagd maar nog niet in behandeling genomen 1,2 miljoen ha, waaruit wel blijkt, dat voor opwachtgeldstelling van de ruil verkavelaars nog niet onmiddellijk behoeft te worden ge vreesd. Ik geloof dat ik er aan toe ben een andere nevenfunctie van onze dienst te noemen en wel de cartografische, waarmede we zijn ge komen bij dat gedeelte van de kadastrale taak, dat het aanzijn heeft geschonken aan de dienst voor buitengewoon landmeetkundig werk; waarmee ik overigens geenszins wil zeggen, dat de taak van dit dienstonderdeel beperkt is gebleven tot verzorging van carto grafie zonder meer. Ik zou zeker te kort schieten, indien ik niet wat nader inging ook op dit instituut, dat gecreëerd werd met het doel en nu haal ik even de beschikking aan „landmeetkundig werk te ver richten ter voorbereiding van uit te voeren ruilverkavelingen en andere cultuurtechnische werken, daarbij lettende op de belangen van de landmeetkundige dienst van het kadaster, benevens het verrichten van hermetingswerkzaamheden ten behoeve van laatst genoemde dienst". De leiding van deze dienst werd toevertrouwd aan onze onver getelijke professor Tienstra, in zijn kwaliteit van buitengewoon- hoofdambtenaar van het kadaster, die hierbij ter zijde werd ge staan door onze nu scheidende Directeur, die tot dat tijdstip hoofd van het bureau l.d. te Eindhoven was. Het hoofdbureau werd gevestigd te Delft, zes meetbureaus werden geformeerd, terwijl in Den Haag een centraal teken bureau werd ingericht, dat werd ondergebracht bij de toen reeds bestaande opleidingscursus. Ik laat professor Tienstra aan het woord waar hij schrijft in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van 1 december 1940: „Reeds een paar jaar geleden werden er plannen gemaakt om tot een soort organisatie te geraken, waarbij het mogelijk zou zijn sneller en doelmatiger grootere landmeetkundige opdrachten, waaraan veel zuiver technisch werk verbonden was, af te doen. Met zuiver technisch werk bedoel ik landmeet kundig werk, ontdaan van het min of meer specifiek kadastrale element. Een organisatie, die er op gericht is te werken in het bestaande Kadaster met zijn doolhoven van redres of verwijzing, oude meetcijfers, grensbepalin gen, rectificaties van acten en dergelijke, behoeft niet ook de geschikte eigenschappen te bezitten om er vlot nieuw werk mee te kunnen verrichten. Er worden in beide gevallen andere eischen aan het personeel gesteld en ook aan de samenstelling daarvan, die ten slotte zoo zeer uiteen loopen, dat een organisatie double usage" niet langer wenschelijk is. Blijkbaar was thans voor den Landmeetkundigen Dienst van het Kadaster het moment aange broken tot een splitsing in de organisatie en daarmee tot een soort van arbeids- verdeeling over te gaan. Het is bekend, dat de beslissende en laatste stoot hiertoe gekomen is uit de cultuurtechnische richting." En even verder:

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 15