ii4
Mijns inziens komt voor de gekozen oplossing een woord van lof toe aan
den Cultuurtechnischen Dienst, die de bestaande organisatie de kans wil
geven zich op het nieuwe werk in te stellen, maar ook aan die instanties van
het Departement van Financiën, die aan de oplossing hebben meegewerkt
of er verantwoordelijk voor zijn. Te dikwijls is het in de geschiedenis van
het Kadaster voorgekomen, dat men niet heeft begrepen, dat behalve voor
de interne en klassiek geworden aangelegenheden der Belastingadministratie,
het Kadaster een taak heeft te vervullen in de maatschappij en in de geheele
staatshuishouding. Dat dit is ingezien, is hoogst verblijdend. Het moge
tevens een aanduiding zijn in welke richting men het Kadaster wil evolu-
eeren."
Tot zover professor Tienstra.
De bezetting van de meetbureaus bestond uit een landmeter-
hoofd, een landmeter toegevoegd, een tekenaar en zo was het
aanvankelijk gepland 12 „technici", de laatsten op arbeidsover
eenkomst. Die technici waren, ik lees dit in het Lustrumboek van
1950 van het Landmeetkundig Gezelschap „Snellius", in een artikel
van de hand van de ons bekende Heer I). de Groot: jonge
lieden, H.B.S.'ers, M.T.S.'ers, studenten die hun studie niet konden
voortzetten, gestrande stuurlieden, vogels van diverse pluimage,
wie het landmeten moest worden bijgebracht".
De praktijk leerde, dat het in het terrein hanteren van eenvoudige
meetkunde, waarvan de theorie wel bekend was, lang niet altijd
vlot verliep. Ik wil U niet onthouden wat de Heer De Groot
daarover zegt en wel dit: „Bij sommigen kwam het denken met de
handen langzaam, bij anderen bij wijze van plotselinge illuminatie,
terwijl er ook bij waren die niet in staat bleken de natuur te ab
straheren tot lijnen en vlakken."
En toen langzamerhand werd overgegaan van zuiver technisch
werk naar de kadastrale hermeting, kwam wel vast te staan, dat
de niet kadastraal geschoolde technicus moest verdwijnen. Velen
uit die groep zijn via de opleidingscursussen aan het C.T.O. als
tekenaar van het kadaster in onze rijen teruggekeerd.
Voorzover mij bekend is het centrale tekenbureau nooit tot volle
bloei gekomen. Mogelijk en naar ik hoop komt hierin een verande
ring ten goede nu jaarlijks zo ongeveer 100 jongelui aan het C.T.O.
worden opgeleid voor het ambt van tekenaar. Het is trouwens zo,
dat ook de meetbureaus te kampen hebben gekregen met bloedar
moede. De steeds zwaardere eisen die aan onze dienst worden ge
steld, waarbij in het bijzonder moet worden gedacht aan de ruil
verkaveling, maakten het tot nu toe niet mogelijk voor de ver
dwenen technicus overal een landmeetkundig-ambtenaar of
tekenaar in de plaats te stellen. Dat het vernieuwingswerk hier
door tijdelijk geremd wordt, we zullen het voor lief moeten nemen,
maar dit kan geen afbreuk doen aan onze waardering voor wat
bereikt kon worden.
Is het al zo, dat de dienst voor buitengewoon landmeetkundig
werk nog niet tot volle wasdom kon komen, als uitermate ver
heugend kunnen we melding maken van een borelingske op Nieuwe
Haven 6 en ik bedoel natuurlijk ons bureau van de fotogramme-