aan de gang van zaken van vandaag omdat U van mening is (en
dat m.i. terecht) in het belang van het dienstvak geen verstek
te mogen laten gaan.
Van mijn kant wil ik mij onthouden van alles wat maar zou
kunnen gaan in de richting van persoonsverheerlijking, maar dat
houdt niet in, dat geen uiting zou mogen en zou moeten worden
gegeven aan gevoelens van hoogachting en waardering, nu U de
aanvoerdersplaats gaat verlaten.
En dan stel ik zeer uitdrukkelijk voorop, dat ik nu niet spreek
als privé-persoon, maar als afgevaardigde van het personeel van
ons dienstvak in zijn volle omvang. Dat dit zo kan zijn, mijnheer
de Directeur, moet voor U een compliment op zichzelf zijn, want
het is een getuigenis van het feit, dat bij alle verschil van mening
tussen bepaalde personen en bepaalde groepen in onze kadastrale
samenleving, wij één zijn in onze gevoelens van hoogachting voor
Uw persoon en van grote waardering voor wat U in het belang van
ons dienstvak hebt gedaan en ik geloof, dat deze eenheid van ge
dachte wel duidelijk geïllustreerd wordt door het feit, dat een be
waarder als vertegenwoordiger van de administratie met een meet-
arbeider, een landmeetkundig-ambtenaar, een landmeter en een
ingenieur-verificateur als vertegenwoordigers van de landmeet
kundige dienst ter voorbereiding van dit afscheid een paar haast
saaie besprekingen hebben gehad, doordat er helemaal niets ter
tafel kwam, waarover je nu eens gezellig zou kunnen krakelen.
Natuurlijk is ook U het onmogelijke niet gelukt, hebt U niet
altijd kunnen voorkomen, dat men zich hier of daar te kort gedaan
voelde, maar dat kan niets afdoen aan onze waardering voor Uw
ernstig streven, ieder het zijne te willen geven.
Wij hebben er behoefte aan uiting te geven aan deze grote waar
dering en we stellen het op hoge prijs, dat U ons daartoe in de ge
legenheid stelt.
En mogelijk verwacht U, misschien beter nog vreest U, dat ik
nu een poging ga doen om in goede chronologische volgorde melding
te maken van alles wat U in een ruim 40-jarige loopbaan voor ons
dienstvak deed. Maar het is onmogelijk om in het bestek van mijn
betoog daarvan zelfs maar een flauwe afspiegeling te geven. Dat
Uw verdiensten erkenning hebben gevonden op het hoogste niveau,
het wordt ondubbelzinnig bewezen door de U reeds vroeger toe
gekende hoge koninklijke onderscheidingen en nog eens geaccen
tueerd door de zo even door de Heer Regeringscommissaris voor de
Belastingen tot U gerichte woorden.
Ik heb getracht in Uw lijn te handelen door in mijn beschouwingen
niet Uw persoon op de voorgrond te stellen, maar enkele aspecten
van onze dienst.
Het was niet meer dan een achtergrond! Wanneer ik gesproken
heb over veranderingen en zeer ingrijpende veranderingen over de
hele linie gedurende de laatste 15 a 20 jaar, dan ontkomt geen ook
maar enigermate ingewijde eraan, in gedachten een onlosmaak-
ii7