het geheel van een toepasselijk opschrift voorzien en vergezeld van
een album met de namen van de schenkers. Van een terugblik op
hetgeen in de zeer lange ambtsperiode van de scheidende inspecteur
(1875-1904) was geschied in de kadastrale wereld, was geen sprake;
geen woord van waardering omtrent het door hem gevoerde beleid
kon er op overschieten.
Toen op 1 februari 1925 ook een inspecteur met pensioen ging,
gaf het bestuur van de Vereniging voor Kadaster en Landmeet
kunde in zijn huishoudelijk orgaan (T.v.K. en L. 1925, blz. 35)
slechts uiting aan zijn bezorgdheid, dat de vertegenwoordiging van
het kadaster aan het departement ernstig gevaar zou lopen.
Dit is dan alles wat in het tijdschrift is te vinden. Ditmaal, nu
er weer aflossing van de wacht geschiedt, is het een goede gelegen
heid iets over het ambt in heden en verleden te vertellen en daarna
te memoreren wat de betekenis van het bewind-Stoorvogel voor het
Kadaster is geweest.
Het Kadaster is in Nederland steeds ondergeschikt geweest aan
de Administratie der Belastingen, aan wie het besturen van een
ten dele sterk technisch georiënteerd dienstvak, als het kadaster
nu eenmaal is, vaak moeite heeft gekost.
Het ligt voor de hand, dat voorlichting door kadastermensen
aan het Hoofdbestuur nodig was, vooral wanneer het zaken betrof
die het zuiver landmeetkundige gedeelte van het kadaster aan
gingen.
Toch was, toen men in 1816 na de omwenteling weer met de ka
dastrering van het land voortging, in de periode 18161826 naast
de leidende belastingfunctionarissen (een inspecteur-generaal en
een hoofdinspecteur) geen technische kadasterman aan het departe
ment werkzaam.
Deze kwam pas toen de samenstelling van het nieuwe kadaster
niet hard genoeg vorderde en men grote spoed wilde gaan betrach
ten. De dienst werd toegevoegd aan die der Registratie en Lote
rijen (1 januari 1826); er kwam een Hoofdingenieur, J. A. Lipkens
(daarvoor Ingenieur-Verificateur in het Groothertogdom Luxem
burg), die de opperleiding van de opmetingen verkreeg (berucht is
de door hem voorgestane carré-methode), doch zijn werkzaamheden
werden geregeld door de Staatsraad, Administrateur van de regi
stratie, het kadaster en de loterijen, J. P. E. Gericke (de man
van de beroemde 111 circulaires). Onder diens bewind kwam de
voorloper van de I.K. tot stand, de „Verordeningen ter instand
houding van het kadaster", van 23 oktober 1832. Het is niet na te
gaan in hoeverre Lipkens, aan wie op 1 april 1833 ontslag werd
verleend, aan de eerste bijhoudingsvoorschriften heeft meegewerkt.
Een korte levensbeschrijving en een portret van hem zijn te vinden
in het T.v.K. en L. jg. 1950, blz. 84.
Ook Gericke ging op 1 februari 1834 heen, na een nogal flink
meningsverschil met de Minister van Financiën over de vraag aan
wie de regeling van de bijhouding der stukken, behorende tot het
iig