kend", daarbij in het midden latend of een afzonderlijke regeling van deze materie hem al dan niet gewenst voorkwam. Omstreeks 1874 werd sterk aangedrongen op een reorganisatie en een verbetering van het kadaster (Handelingen lie Kamer 1874/75, blz. 600-603), een verlangen dat door Minister Van der Heim werd gedeeld. Deze bevorderde de totstandkoming van het Koninklijk besluit van 5 december 1875, Stb. 238 (circ. nr. 988), dat een scheiding tussen de bewaring van de hypotheken, met aan het hoofd een bewaarder, en de bewaring van het kadaster, met aan het hoofd een controleur van het kadaster, wilde bewerkstelligen. De daartoe benodigde personeelsreorganisatie vereiste een ver hoging en wijziging van Hoofdstuk VII B der Staatsbegroting voor het dienstjaar 1876, waartoe het wetsontwerp nr. 135 werd in gediend. Dit ontwerp is in de Tweede Kamer slecht ontvangen; het Voor lopig Verslag acht de voornaamste bepaling van het genoemde K.B., dat het de hypotheekbewaarders voortaan ontheft van de bewaring en bijhouding der kadastrale stukken en die taak aan een andere ambtenaar opdraagt, welke niet onder maar naast de bewaarder zal staan. Volgens velen betekende dit een scheiding tussen hypotheken (openbare registers) en kadaster. In tegenstelling met de opvatting van de Minister wordt voorts gezegd, dat de nieuwe organisatie nog iets anders en iets meer is dan „een eenvoudige dienstregeling". Er wordt gewezen op de gewichtige rol, sedert 1838 door het kadaster in ons burgerlijk recht vervuld en tevens, dat het kadaster in 1828 en volgende jaren ten onrechte geregeld is bij Koninklijk besluit. „In 1825 verklaarden vele leden, hoewel gehecht aan de beginselen van het Franse recht, zich slechts bereid het stelsel van specialiteit van de hypotheken aan te nemen in het vooruitzicht, dat het kadaster bij de wet zou worden geregeld. Sedert is er herhaaldelijk en van verschillende zijden op gewezen, dat de regeling bij besluit door een wettelijke organisatie behoort te worden vervangen. Is het kadaster krachtens de burgerlijke wetgeving de onmisbare grondslag der hypothecaire boekhouding, dan moet ook diezelfde wetgeving de betekenis en bestemming van het kadaster omschrijven en tevens aanwijzen hoe het kadaster aan die bestemming beantwoorden zal." Aldus het genoemde Voorlopig Verslag, dat het K.B. in kwestie, dat de hypotheekbewaarder ontlast van de bewaring van het kadaster, noemt een greep in de verantwoordelijkheid van die ambtenaar en daardoor tevens een greep in het Burgerlijk Wetboek: het be sluit regelt burgerlijke rechten, die krachtens ons publiek recht uitsluitend een onderwerp van wettelijke regeling kunnen zijn. Een grote meerderheid der leden wilde geen gelden toestaan voor een reorganisatie, die kennelijk met het oog op de grondbelasting was ondernomen, een greep deed in het B.W. en de eisen van het grondkrediet verwaarloosde. Sommige leden waren de mening toegedaan dat, wijl het B.W. 122

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 24