124 noemde K.B., om een controleur van het kadaster (een belasting ambtenaar) gezag te geven over de kadastrale werkzaamheden en de kadastrale boekhouding, was naar zijn inzicht allernoodlottigst en hij vroeg een uitdrukkelijke verklaring van de Minister, dat diens mededeling in de Memorie van Antwoord, dat het toezicht op de kadastrale werkzaamheden van de bewaarder blijft opgedragen aan de ingenieurs-verficateur, „totdat daarin nader zal zijn voorzien", niet de strekking had een achterdeur open te zetten, waardoor de bepalingen van het ingetrokken K.B. toch weer zouden kunnen binnentreden. Volgens Mr. Smidt was de betrekkelijk goede bruikbaarheid van ons kadaster in hoofdzaak te danken aan de toewijding en ijverige plichtsbetrachting, waardoor het corps van landmeters zich in het algemeen steeds heeft onderscheiden. In de Memorie van Antwoord is Minister Van der Heim niet ingegaan op de suggesties in het Voorlopig Verslag geuit, om hypo theken en kadaster voortaan onder één afdeling van het Departe ment te laten ressorteren en het hoofdbestuur over de bewaringen van hypotheken en het kadaster door één persoon te doen voeren, waartoe een in het vak ervaren ambtenaar aan het hoofd van deze belangrijke tak van administratie diende te worden geplaatst. In zijn antwoord aan Mr. Smidt erkende de Minister, dat zeer veel verbetering t.a.v. het kadaster vereist werd en sedert vele jaren zelfs langzamerhand een soort van litteratuur over dat onder werp was ontstaan. Het was hem hoe langer hoe meer gebleken, dat het kadaster gedurende vele jaren het stiefkind bij het Departement van Financiën was geweest. Nochtans voelde hij niet voor het be noemen van een technisch hoofd van de dienst („een hoofdman over de hoofdlieden") omdat een daarvoor geschikt persoon moeilijk zou zijn te vinden en dit idee pas overweging zou verdienen als de nieuwe regeling tot stand zou zijn gebracht. Ter voorbereiding van de reorganisatie die het gevolg zou zijn van het K.B. van 5 december 1875, achtte de Minister personeels uitbreiding aan het departement met een kadastrale deskundige nodig. Naast de heer Bevers die speciaal het toezicht op werk zaamheden van de I.V.'s en het overige personeel in de provincies moest uitoefenen en daartoe veel op reis was, behoorde er een amb tenaar te zijn, die de stukken van administratieve aard (contact tussen kadaster en andere organen) zou behandelen, alsmede die welke op de hypotheekbewaringen betrekking hadden. Bij K.B. van 16 maart 1875, nr. 16, werd daarom E. P. van Steenbergen benoemd tot adjunct-inspecteur van het kadaster in algemene dienst. De heer Bevers verkreeg bij hetzelfde K.B. de titel van hoofd-ingenieur-verificateur. In het bovengenoemde Kamerdebat van 19 december 1876, waar men het Minister Van der Heim bijzonder lastig maakte, omdat men vond, dat er met de beloofde reorganisatie van het kadaster te weinig ernst werd gemaakt, zei de Minister: „De ambtenaar,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1958 | | pagina 26