e stond aanvankelijk vermeld „Registratie, Hypotheken en Ka
daster", waartoe o.a. behoorde „Derde bureau, Hypotheken en
kadaster, met inbegrip van het personeel van het kadaster."
In 1918 werd de onder e genoemde administratie in afdelingen
verdeeld; één daarvan kreeg de naam „Hypotheken en kadaster"
met de attributen: Uitvoering van de wetten en besluiten be
treffende de hypotheken en het kadaster. Personeel van het ka
daster.
In het Organisatiebesluit 1906 (Circ. nr. 1300), regelende de ad
ministratie der registratie, vindt men in artikel 2 de inspecteur van
het kadaster vermeld, als zijnde werkzaam onder de Hoofddirecteur
aan het Departement. Het Organisatiebesluit Registratie 1912 zegt
in artikel 2, dat de inspecteur werkzaam kan zijn onder de Hoofd
directeur. Ten slotte is in artikel 2 van het Organisatiebesluit
Registratie 1918 de speciale vermelding van de inspecteur weg
gelaten; over de mogelijkheid tot zijn werkzaamstelling aan het
departement wordt dus niet meer gerept.
Groot was het aantal onderwerpen waarmede Weygers be
moeienis heeft gehad. In 1914 werd hij met K. H. M. van der
Zande en E. J. Kempees benoemd in een Commissie die een rege
ling moest voorbereiden waarbij aan de Rijks Hoogere land-, tuin
en boschbouwschool te Wageningen een tweejarige leergang wordt
verbonden ter opleiding voor adspirant-landmeters van het ka
daster tot landmeter. In 1916 verscheen het rapport van de Com
missie.
Het is voor Weygers een zeer grote voldoening geweest, dat in
september 1919 de landmeterscursus (aanvankelijk een driejarige)
aan de Landbouwhogeschool te Wageningen werd geopend.
Spoedig werd de duur van de cursus op circa 3^ jaar gebracht,
door gelijkschakeling van de studieperiode met die voor het kan
didaatsexamen aan de Landbouwhogeschool.
In een tijd dat de inspecteursstoel door een veel minder krachtige
persoonlijkheid was bezet (in 1935), werd de landmetersopleiding
naar Delft overgebracht, naar het heette vooral om overwegingen
van bezuiniging. Deze maatregel vond niet bij iedereen instemming.
De vraag kan nog steeds worden gesteld of nog niet geldt hetgeen
werd geponeerd t.a.v. cultuurtechnische werken in de brief van de
Minister van Financiën aan zijn collega van Landbouw, Nijverheid
en Handel, dd. 24 april 1914, nr. 56: „het zal van onberekenbaar
nut zijn als de landbouwingenieur en de landmeter van het kadaster
niet vreemd staan tegenover elkanders arbeid".
In 1916 verscheen, gelijk reeds werd opgemerkt, het tweede ge
deelte van het verslag van de Staatscommissie-1906, met als aan
hangsel een ontwerp van wet op de grensregeling. Het wetsontwerp
tot wijziging van het B.W. betreffende overdracht van onroerend
goed en het hypotheekrecht is niet door de regering overgenomen.
Sommige leden van de Staatscommissie stelden ook een nieuwe
organisatie van kadaster en hypotheken voor; deze dienst behoort
i3i